1. Vlaag; inz. in de verb. bij, met stoten.
- Zie ook de dialectwdb., o.a. c., R., T.B. en TEIRLINCK.
2. Van het gewone afwijkende handeling, streek, zowel in gunstige zin ter aand. van een opzienbarende prestatie e.d., als in ongunstige zin ter aand. van laakbare, schandelijke daden; vooral in de verb. stoten doen, uithalen e.d.
De Essenaar kijkt ons even aan en zegt dan lachend: - Och man, vroeger heb ik toch ook als eens zo’n stoten uitgehaald. Ik ben immers wegens mijn kleine gestalte als klimmer geboren, Laatste Nieuws 11/7/1980.