In de pregn. bet.: boze bui; vooral in de verb. de vlaag laten overgaan; zijn vraag weer hebben.
Men brengt deze onvriendelijke uitlating op rekening van haar opvliegend temperament en, hoe vervaarlijk haar arendsneus er ook kracht toe bijzet, laat men de vlaag rustig overgaan, TEIRLINCK 1952, 1, 91.
Die belediging niet meer dan iets anders, was in staat Mira te beroeren; ... (zij) stapte naar buiten, om de vlaag te laten overgaan, STREUVELS 1964, 44.
Opm.: In de standaardt. wel in verb. met van: een vlaag van drift, woede enz.
Sam.: dondervlaag (Wdl.), donderbui, onweersbui.