Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

stijf

betekenis & definitie

In versch. uitdr.: stijf zijn van de honger e.d., scheel zien van de honger; stijf zitten van het geld e.d., tot over de oren in het geld enz. zitten; een stijve pint drinken, veel drinken, zuipen; - (gewest., inz. Wvl.) als versterkend bijw.: heel, erg, zeer: het is stijf warm, goed.

Sam.: stijfdronken, stomdronken (Dan hebben ze nog de schuttersgilde en de kegelclub en de prijskampen in de omliggende plaatsen. En zo dikwijls komen ze dan stijfdronken thuis, OP DE BEECK 1947, 42).