In Vl.-België het gewone woord voor: (geplaveide of bestrate) weg, straatweg; - nog zeer vaak in straatnamen: Steenweg op Dendermonde enz.
Hij zocht naar de plaats, waar zijn ouderhuis stond op den steenweg tussen Zichem en Averbode, BONI 1948, 8.
Iedereen heeft het adellijk gespan op de steenweg ontmoet, TEIRLINCK 1952, 1, 173.
Zijn huis ... stond heel alleen aan ’t uiteinde der lange straat, daar waar de steenweg zich in tweeën splitst, rechts en links, naar andere dorpen, BUYSSE 959, 5.
Terwijl wij zo verder slenterden, zagen wij op den steenweg den vrachtwagen van den bode Lier-Antwerpen, LIA TIMMERMANS 1962, 84.
Aan de Steenweg op Ruisbroek eindigt de eerste aanlegfaze van de kleine zuidelijke ring, Touring 22/2/1978, p. 19.