Morsen, inz. bij het eten; knoeien; ook: modderen; met vuil, nat werk bezig zijn; kliederen.
Thuis liet hij ons de suiker afwegen met de blinkende koperen gewichtjes en in de grote kastrollen roeren. Ondertussen zag hij uit dat wij het niet te bont maakten of overal rond smosten. Tegen dat het avond werd plakten wij zo van de confituur, dat zelfs ons haar er rood van zag, LIA TIMMERMANS 1962, 80.
Heb jij rakkers die graag in de keuken rommelen en smossen? Een warme zomerdag is daar wel ideaal voor ... . Moet de keuken daarna een goede beurt krijgen? Laat dat gerust aan de jonge meesterkoks over. Hou er toch maar rekening mee dat het met veel water zal gebeuren, Vrouw en Wereld juli/aug. 1974, p. 24.
Sam.: smoskont, morsebol;
- smospot, knoeipot (inz. bij het eten), kliederaar.