Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

roeren

betekenis & definitie

In beweging komen, zich bewegen, zich verroeren.

Ik omhelsde haar. Ik overrompelde haar met kussen ... . Ze roerde niet. Ze glimlachte geluideloos, TEIRLINCK 1952, 1, 166.

In den beginne zag ik niet eens dat het levende wezens waren: een houten roerloosheid waren ze. En ik wentelde ze om op de tip van mijn voet. Toen roerden ze, en ik trok ze met geweld van elkander los. Ik wist toen nog niet wat het was, en dat ze aan het paren waren, TEIRLINCK 1952, 1, 187.

Afl.: roering, beweging (Ondertussen kwam er volop roering aan de poort. Deze ... was enkel gesloten met de klink; ze betrouwden er deels op de eerlijkheid van de mensen, deels op de waakzaamheid van hun schapershonden, LANGENS 1947, 51).