Lessenaar; ook: bureau.
„Ge kunt me doen fuzeljeren, maar dan komen die papieren eer dat het avond is in de handen van iemand waar de Duitsen ze niet zullen gaan zoeken, verstaat ge me potverdomme!” Ik sloeg nog eens met mijn vuist op de pupiter, CLAES 1960, 110.
Sam.: muziekpupiter, muzieklessenaar (De muzikanten namen hun houten muziekpupiters weg en trokken er mee naar achter in de zaal, CLAES 1950, 195).