1. Stopcontact.
Meneer steekt te veel fiches in één pries, FLORQUIN 1972, 96.
2. Snuifje (tabak); - ook: kleine hoeveelheid, t.w. zoveel als men tussen de duim en de wijsvinger neemt: snuifje; puntje (met een mes).
P. gaf haar een cent meer om een pries van haren goeden snuif te mogen nemen, die toch zo goed om rieken was, TIMMERMANS, Anne-Marie 160 (1922).
Pastoor Munte was een verstokte snuiver en wee den jongen, die den duim kreeg na een verse prise! ’t Ontaardde in een niespartij van belang, BONI 1948, 77.
Opm.: In de standaardt. volledig onbekend (freq. 0), hoewel nog vermeld in een enkel handwdb.; in de zde bet. mog. ook gewest, in Nederl., m.n. onder de Moerdijk.