In Vl.-België het gewone woord voor: breinaald, breipen.
De elfjes breien kleine kousjes met heel dunne priemen, Zonnekind in vakantie z.j., 7.
Het is breiles voor de meisjes. Irma zit op haar stoel midden op de trede. De grote meisjes, die het al goed kennen, zitten daar lui met hun priemen te spelen, met de ogen toe, tot ze even in slaap vallen om dan met een schok weer recht te komen, OP DE BEECK 1947, 210.
Moeder werd voor twee paar kousen gebracht die van haar priemen waren gekomen, ELSSCHOT 1960, 627.
‘We moeten een trui hebben,’ zei ik, ‘om het even welke trui!’ ... ‘Neem de mijne,’ zei een cameraman en hij voegde de daad bij het woord. ‘Die is met de machine gebreid,’ gilde lbo. ‘Dat ziet geen kat, maar we moeten priemen hebben,’ oordeelde Vereist, die weer hoop kreeg, V.D. VELDE 1964, 110.
Je voelt het ... het doet werkelijk deugd een paar uurtjes in de namiddag bij elkaar te zijn. Tussen twee „priemen” door wordt wel eens een mopje verteld over het jaar van de vrouw en dat loopt dan weer uit op een diepgaande diskussie, Vrouw en Wereld april 1975, p. 16.
Sam.: breipriem, breinaald, breipen (V.D. VELDE 1964, 119.
Hij dacht dat hij een geheim van het leven ontdekt had en een verborgen kracht van de menselijke natuur, die hij kon meedelen aan deze hippie en aan al zijn lotgenoten, zoals men ze een breipriem dwars door beide wangen kan doen steken wanneer men het hun voordoet, zonder pijn, WALSCHAP 1975, 10).