Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

duim

betekenis & definitie

In de verb. de duimen leggen, het onderspit delven, zich gewonnen geven, zich ergens bij neerleggen.

Ik zie het al, ge spant met twee tegen een, en dan zal ik de duimen moeten leggen, LANGENS 1947, 193.

Beide Antwerpse eerste klassers moesten zonder meer de duimen leggen! Gazet v. Antw. 18/4/1977.

Sam.: duimspijker (Wdl.), punaise (Daarnaast was een foto van Servaes met duimspijkers op het behang geprikt, VAN AKEN 1965, 160).

< >