Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

postuur

betekenis & definitie

In toep. op een (klein) borst- of standbeeld(je): beeld(je), figuur(tje); ook: poppetje (bijv. voor een letterbak) enz.

Wie gelooft er echt! ’t Geloof staan op hun schouwen en hangt boven hun bed in prenten en posturen, TIMMERMANS 1923, 127.

Charmijntje was gewiekster. Die kocht en verpatste vreemde dieren en voorwerpen, apen, papegaaien en alle soorten van vogels, Chineesche theeserviezen en postuurtjes. Hij had er de kneep van weg om zijn medeburgers appelen voor citroenen in de handen te stoppen, VAN LOOY 1945, 47.

Nooit had ik zoo’n bleek, broos aangezicht gezien. Onwillekeurig dacht ik aan het postuurke, dat op de marmeren schouw in het bureau stond, wit met zachte schemeringen van verborgen licht, koel en ingekeerd, VAN HEMELDONCK 1946, 95.

In de winkel stond boven de waaier van de deur natuurlijk een postuurke van Sint-Antonius, en elke zaterdag kreeg die zijn vetkeerske van één cent, we verkochten die zelf, CLAES 1960, 11.

Zijn schoenen stonden opgevuld met papier bij de haard te drogen, zijn hoed lag in de juiste vorm over een postuurke op de schouw, BERKHOF 1962, 28.

Louis de Vocht, jong en vurig, speelde in alle geweld grootmoeders porseleinen postuurkens van de piano, LIA TIMMERMANS 1962, 30.

Ik vergat dat in het huis van Richard Minne toonkasten vol prijken met antieke en moderne postuurtjes, JONCKHEERE 1967, 104.

Ondertussen zit ik maar verloren te kijken, op moderne schilderwerken en oude prenten aan de wanden, op een door de eeuwen gladgeschuurde kei en een afschuwelijk pleisteren postuur, zoals dat een halve eeuw geleden in alle burgerkamers prijkte, BOON 1977, 28.

We lopen met hem rond, ontdekken ook nog een moestuin, een boomgaard, grasperken met oude postuurkes in - u weet wel, van die kalken beelden van vroeger, een oud mannetje dat naast zijn oud vrouwtje op een bank zit - en een betonnen kolom, BOON 1977, 136.

Dit bedrijf ... vervaardigt allerhande kunstvoorwerpen zoals kunstbloemen, postuurtjes in biscuit enz., Gazet v. Antw. 3/6/1978.

2. Houding, soms bep.: voorkomen, uitzicht; in dat kostuum heb ik een raar postuur; vand., in pejor. zin, in toep. op een persoon: kerel, vent; wat een raar, vies postuur, ook: type.

Hij had eene heel andere, heel ongedweeë houding. Hij sprak luid en deed zijn fransch rollen dat het een aard had. Hij zag er in die postuur vrij pieterig uit, TEIRLINCK-V.D.W. 1928, 33.

De Witte zag opeens tegen de doornenhaag van de hof, een tiental meters verder, een verlaten schoof stro staan. Hij zette zich in postuur, hield de speer stevig onder zijn arm geklemd, en stormde er op los, roepend dat het over ’t hof klonk: „Vlaanderen den Leeuw! Wat wals is vals is, sla dood!” CLAES 1955, 190.