Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

partie

betekenis & definitie

In de gemeenz. spreekt, voor: partij; vooral in de verb. voor iem. partie trekken e.d.

’t Wordt eiken dag erger met Kobeke. En Broos trekt altijd partie voor hem, CLAES 1933, 62.

Ten slotte het werkelijke dobbelspel, waarin het gaat om alles of niets ... . Jeroom Meulepas keerde langzaam het hoofd naar Benzamien Van Snick en vroeg met heesche stem: «Een laatste partie?» BONI 1948, 265.

In de klas daarneven stonden de groten, de mannenstemmen, onder de leiding van de eerwaarde heer Van den Eynde, voor de «tweede partie», CLAES 1950, 172.

Ik geloof dat Rozelien vooral schrik had dat ik van heur iet zou gezeid hebben, maar omdat ik het niet deed nam ze zo precies een air aan van voor mij partie te willen trekken, en ze kreeg in ene keer een oorveeg van Gustaf, CLAES 1960, 61.

Tegen geleerde mannen kan een ongeletterde immers niet op. Voorts voor uws gelijken, gebuur en vreemd, geneerde gij u partie te trekken voor de smokkelaars, WALSCHAP 1976, 132.

< >