Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

palloeter (paloeter, palodder)

betekenis & definitie

Bedrieger; deugniet; ook: nietsnut.

Ali Basri, een magere, lange palloeter met oogen als een rat, blinkend koffiekleurig vel, en met een stem die ratelt als een molen, CLAES 1923, 86.

De sergeant moet aan die palloeters op het bureau maar zeggen dat zij aan die voorwaarden geen kaarten meer hoeven te geven, dat ze die mogen houden CLAES 1923, 117.

Afl.: palloeteren, (iem.) beetnemen, bedriegen, foppen; ook: vals spelen (inz. bij het kaartspel) (Gust ... peisde misschien dat ’m met een stommerik te doen had! Ik heb me nog nooit laten palloeteren in mijn leven, CLAES 1960, 100).