Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

magazijn

betekenis & definitie

In toep. op een groot winkelbedrijf: winkel, zaak; in ’t bijz. in toep. op een groot winkelbedrijf met verschillende afdelingen: warenhuis; vaak in verb. als de grote magazijnen.

Hij slenterde door de drukke handelsstraten, keek in het uitstalraam van een groot magazijn naar zijn spiegelbeeld, VAN AKEN 1958, 53.

Nu willen magazijnen en bazars hem (Sint Nicolaas) al vanaf de herfst in hun vitrine, Volksmacht 3/12/1976, p. 3.

Dat dit niet altijd gemakkelijk zal zijn, gezien «de oneerlijke praktijken die grote magazijnen en distributieketens erop nahouden om hun bocht te verkopen», Gentenaar 10/7/1977.

Hoewel de grote magazijnen volop publiciteit maken rond de nieuwe schoolstart hebben de kinderen nog een paar weken vakantie, Gentenaar 12/8/1977.

Het ordewoord wordt opgevolgd door niet alleen de leraars, maar ook door de ambtenaren, de grote magazijnen, de banken, de fabrieken, Gazet v. Antw. 20/5/1978.

Opm.: In de standaardt. in deze toep. volledig vero. (hoewel nog vermeld in versch. handwdb.); uiteraard wel in de bet.: gebouw, ruimte, dienende tot bergplaats voor de waren van een winkelier e.d.