Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

maal

betekenis & definitie

In Vl.-België vrij gebruikelijk in toep. waar in de standaardt., althans in de omgangstaal, keer wordt gebruikt: in verb. met een rangtelw., bijv. voor de tweede maal, voor de tweede keer; - ter aand. van een vermenigvuldiging: drie maal drie is negen; in de Nederl. schooltaal steeds: drie keer drie.

Er was een dakvenster dat onder een rieten kap uitgebouwd was, en van daar zag ik de hemel door een gat van de woudrand. En onderaan kon ik een tweede maal de hemel zien in een blote boezem van de Ysse, TEIRLINCK 1952, 1, 163.

Kunnen vakantie nemen en vrij zijn, ook al wordt het tuinhek voor de vierde maal niet geschilderd, Vrouw en Wereld april 1976, p. 3.