Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

labeur

betekenis & definitie

Zwaar werk, zware arbeid, zware lichamelijke inspanning; geploeter, gezwoeg; in ’t bijz. in toep. op de bewerking van een akker e.d.: akkerbouw, landbouw; soms bep.: landbouwbedrijf: een groot labeur hebben. Vaak in verb. als hard, zwaar labeur.

Van de hei immers kregen ze hun breede schouders en hun gezond rood bloed. En wie de spade niet schuwt en het labeur niet vreest, groeit aan de heide vast en wil er niet meer weg, BLOMMAERT 1945, 95.

De lente en de zomer brengen hun het zwaar labeur op het akkerland, BONI 1948, 20.

Langsheen de dijk schaarden de werklieden zich tot een keten om ... de zware basaltblokken van de stapel terzijde van de loods naar de bres te brengen.

Het was zwaar labeur, BRULEZ 1950, 40.

Deze mogelijkheden zijn na een tijd van zulke aard, dat het hard labeur van de vroegere bezembinders en mattenvlechters aan mildere winning kan worden besteed. De grond wordt geploegd en bemest. Er rijzen korenvelden, TEIRLINCK 1952, 1, 14.

Cottenier zat weliswaar met het hoofd te knikken en te schudden, doch dat was enkel om de noen te laten aanhouden en niet opnieuw aan de labeur te moeten, BOON 1961, 124.

‘Ik kan opnieuw skilopen vóór het donker is.’ Hij kon het. Maar het vroeg zes uren labeur. En hij was negentien keren zijwaarts omvergeslagen, en veertien keren holderdebolder voorover, BERKHOF 1962, 86.

Ik kweekte dat karakter omdat de klanten eisten dat ze ‘vroeg’ hun krant kregen ... . Later, toen ik als jonge beroepsrenner naar de bossen trok om een uurtje te turnen, heb ik dikwijls aan die tijd gedacht. In vergelijking met het vroeger labeur had ik een prinsenleventje als wielrenner, JANS/VAN LOOY 1972, 18.

Hij heeft het Vlaanderen beschreven van het hard labeur en de schrale lonen, van zweet en jenever, van de ellendige stumperds die gebukt liepen onder het juk van de meesters: de pastoor, de kasteelheergrondbezitter, de fabrieksbaas, T.V.-strip 19/5/1978, p. 29.

N. heeft een leven van hard labeur, Gazet v. Antw. 26/8/1978.

Ook o.a.: VERMEYLEN 1962, 89. STREUVELS 1964, 10.

Thans ook zeer gebr. in de sportt., m.n. in de wielersp.

Grijs, nat en koud. Dat is onafgebroken het dekor van de ten einde lopende 6ie Ronde van België geweest. Bij dat killig labeur bleven alleen de sterksten overeind, Nieuwsblad 15/4/1977.

Jaak had zich tijdens de tweede reeks mooi in vierde positie gewerkt en verdedigde zich daar zo kranig dat hij die ook wel tot het einde zou behouden hebben, toen zijn versnellingsschakelaar afbrak. Het gebeurde in de derde ronde. Van Velthoven zou de reeks nog uitrijden maar het werd voor hem een onmogelijk labeur, Gentenaar 9/5/1977.

Al dat zwaar labeur, dat sjouwen en ploeteren over de hemelhoge Alpen- en Pyreneeëncols zinde hem niet meer, Gazet v. Antw. 12/6/1977.

Te Muenchen werd onze wereldkampioen Noël De Jonckheere uitgefloten omdat hij van het labeur van de Zwitser Baumgartner had geprofiteerd, Gazet v. Antw. 28/8/1978.