Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

krono (chrono)

betekenis & definitie

In de sportt.: tijd waarin een bep. afstand wordt afgelegd; soms bep.: gemiddelde snelheid; - ook: tijdslimiet voor deelneming aan kampioenschappen, internationale wedstrijden enz. (zie de 2de aanh.).

Vorige week haalde Janet een chrono van 307 km., maar net vóór het einde van de derde ronde ... ging ze de vangrails in, Nieuwsblad 28/5/1977.

De krono op 1500 m. werd behaald te Lebbeke. Daar won de Grimbergenaar ... in 3.47.9, Gazet v. Antw. 5/7/1977.

Misschien ... zakte me de moed in de schoenen, toen de tijd bekend werd gemaakt van L.T. Ik wist dat die al eens 1.06 gereden had ... . Maar 1.04.54. Dat had ik niet durven denken ... . Zulke chrono wordt niet elk wereldkampioenschap gelukt, Gazet v. Antw. 28/8/1977.

In de tijdritten eindigde Hinault steeds met de beste krono, Uitzending BRT sept. 1979.

Met zijn chrono van 1.12.08 kwam Johan deze keer op de 6de plaats postvatten, Laatste Nieuws 9/7/1980.

Sam.: krono-etappe, tijdrit (Het moet ... Rudy Pevenage onwaarschijnlijk voorkomen dat, in verband met de chrono-etappe, zijn situatie afgewogen wordt tegen die van de grootste vedette van het ogenblik, Laatste Nieuws 8/7/1980); kronorace, tijdrit (Omdat mijn conditie er nog op verbeterd is sedert de chronorace te Francorchamps, Laatste Nieuws 8/7/1980); kronorit, tijdrit (Daags na de chronorit zal het voor iedereen immers wel uitblazen zijn tot aan de afschrikwekkende Pyreneeëntocht, Laatste Nieuws 8/7/1980).

< >