Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

karamel (caramel)

betekenis & definitie

In toep. op een brokje snoepgoed, inz. van een taaie, zoete substantie, veelal in een papiertje gewikkeld: toffee, (thans w.g.) ulevel; in ’t bijz. als verzameln. voor toffees, hopjes, zuurtjes enz.: snoepje; in ’t mv. bep.: snoep(goed).

De jongens ... kochten voor hun lief een kleinigheidje aan een der kramen, een broche of een zakje kramellen, CLAES 1955, 202.

Fijn assortiment van zachte fruitige karamels (met aardbeien-, frambozen-, citroen-, en sinnassmaak), Shopping (ed. Gent) 20/5/1976.

Misschien kunnen ouders ... al vast het voornemen maken om de verjaardagstraktatie op school eens „anders” te zien dan de alleen-maar gebruikelijke chokolaatjes, caramels, of andere zoete neuzen!

Gazet v. Antw. 1/9/1977.

Opm.: In de standaardt. wel in toep. op een mengsel van gebrande suiker, dat als smaak- en kleurgevende stof gebruikt wordt in dranken, likeuren, suikergoed enz.; vand.: karamelvla e.d. In de specifieke bet. (een toffee van gebrande suiker) niet volledig onbekend, hoewel toffee hiervoor het gewone woord is. In de standaardt. komt karamel echter niet voor als verzameln. voor alle mogelijke soorten van snoepgoed, wat in Vl.-België zeer gebruikelijk is.

Sam.: karamelpapiertje, toffeepapiertje (Trambriefjes, karamelpapiertjes, frietzakjes en snoepresten horen in de openbare vuilniskorven, Vrouw en Wereld juli/aug. 1974, p. 68); karamel(le)vers (Wdl), vers van slechte kwaliteit, prulvers, ulevellerijmpje (Wat die man brengt, staat torenhoog boven de talloze karamellenverzen en de eindeloos afgezaagde tokkelbegeleidingen, Vrouw en Wereld dec. 1973, p. 12).

< >