Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kapoot (capote)

betekenis & definitie

1. Lange overjas veelal met kap (voor mannen); in ’t bijz.: lange soldatenjas, kapotjas; ook: soort waterdichte cape veelal met capuchon voor (brom)fietsers: poncho.

Een pater met opgestoken kruis (stapte aan het hoofd) ... met naast zich de vrome pelgrim Jan de Vos, de kapote weeral behangen met vaantjes en tierlantijnen uit het heilig land van Spanjen en West-Vlaanderen, BOON 1961, 63.

Voor zover we de Waal in zijn donkere capote kunnen waarnemen, ziet hij er als een militair uit, BOON 1975, 17.

2. (Motor)kap (van een auto e.d.).
3. Als voorbehoedmiddel tegen zwangerschap: condoom, kapotje.

Sam.: soldatenkapoot (De kleermakers leveren mutsjes, portefeuilles, zakjes, en maken uit een soldatencapote een mooi passend jasje, CLAES 1923, 218).

< >