Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

gespraakzaam (gesprekzaam)

betekenis & definitie

Spraakzaam; vriendelijk, minzaam; ook: aanspreekbaar.

Die was altijd zoo rap om weg te zijn en was niemendal gesprekzaam, TIMMERMANS 1923, 133.

Houtekiet was geen gespraakzaam man en de boerin had altijd iets in het oude hoofd dat haar aandacht van de omgeving aftrok.... Met heel lange tussenpozen vroeg ze hem hoe oud hij nu was, of hij getrouwd was enz., WALSCHAP 1963, 413.

Afl.: gespraakzaamheid (De bedeesde jonge reus die... zijn mond tot dusver slechts met tegenzin had opengedaan, hield hem tijdens de hele autorit niet meer dicht. Die gespraakzaamheid verwonderde Adi wel, maar hij was er zo blij om dat hij er geen kwaad van vreesde, WALSCHAP 1975, 26); gespraakzamig, gesprekzamig (Hij was een gesprekzamige vent, CLAES 1960, 95).

< >