Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

einde (eind, end)

betekenis & definitie

In versch. verb. die in de standaardt. niet voorkomen: een straat(je) zonder eind(e), (eig.) een doodlopende straat, (fig.) een impasse, ook: een zaak, een gesprek enz., waar geen einde aan komt; - in ‘t eind(e), eindelijk, tenslotte; op ’t eind(e), op de duur, tenslotte; - einde seizoen, (thans w.g.) seizoenopruiming (naar fr. fin de saison).

- Zie ook stellen en tenden.

„Ramasse”... was óók nog een struikelsteen, omdat het woord in figuurlijke zin gebruikt werd en niets met oprapen te maken had. Toch kwam de Noor in ’t eind met lezen klaar en hij vouwde het papier weer dicht met behoedzame bewegingen, ELSSCHOT 1960, 50.

Sam.: eindmeet (zie s.v. meet); eindschot, (inz. wielersp.) eindsprint.

< >