Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

deksel

betekenis & definitie

Dek, deken (op een bed); ook als coll., in toep. op lakens en dekens; - al het deksel naar zich toe trekken, halen, al het voordeel naar zich toe halen, een ander niets gunnen.

Ik breng u bij het beste bier en de prontste jongens. Ge gaat u toch nog niet begraven onder laken en deksel zeker? WACHTERS 1946, 13.

Moeder lei haar hand zacht boven op het deksel, VERMEYEN 1947, 95.

< >