1. In toep. op allerlei min of meer bolvormige zaken: bal (bijv. bij het biljartspel, aan de kerstboom); korrel (bijv. peper-); (vooral in de verkl.) teentje (knoflook e.d.); prop (papier); suikerbal, babbelaar, snoepje, in ’t mv. bep.: snoepgoed. ‘Achter de deur van de blauwe slaapkamer ligt nog een partij kerstboombollen...’ Hij was geen figuur om met zilveren bolletjes in de hand over straat te lopen, GHYSEN 1963, 87.
Ik (vestigde)... zijn aandacht op de bollen die op de petankbaan verspreid lagen, BOON 1977, 62.
Franse biljarttafel. Volledig met 2 biljartstokken - 3 bollen - 1 krijtje, Uit een reclamefolder jan. 1977. Knoflooksaus: stamp in een vijzel een bolletje knoflook, Kookkunst 4, 20 (c. 1977).
War dat zakske betreft hé, geeft het maar toe, dat zijn bollekes, zoetigheidjes... Voor uw kleinkinderen, zeker? Uitzending BRT 23/3/1980.
2. Anders gekleurde stip (op geweven stoffen e.d.), moesje, nop(dessin).
Zij heeft een nieuw zomerkleedje dat zij kost wat kost wil aantrekken. Het is een katoenen met gele bollekens, TEIRLINCK 1952, 2, 44.
3. Halfbolvormige kom, kop (zonder oor).
Omdat koffie mijn zenuwen opjaagde, had ik ook die morgen een grote bol melk bij het ontbijt gedronken, PAUWELS 1971, 7.
4. Hoofd, in de uitdr. iem. de bol wassen, de les lezen, een standje geven, op z’n kop geven, een uitbrander geven (naar fr. laver la tête).
Ge zoudt een klacht kunnen indienen bij het schepencollege. En daar zou me flink de bol gewasschen zijn, omdat ik me vergrepen had aan het heilig, eenig-ware en eenig-volmaakte reglement, PEETERS 1931, 32.
Ze nam zich voor Staf duchtig de bol te wassen. Maar die gelegenheid kreeg ze niet zo gauw, BIJDEKERKE 1948, 226.
Sam.: hagelbol, hagelkorrel; mottebol, mottebal; peperbollen, peperkorrels; suikerbol (zie ald.);
- boltas, kom, kop (zonder oor) (Roer de eierdooier met wat hete soep in een boltas en voeg bij de soep, Vrouw en Wereld sept. 1976, p. 19);
- bollenwinkel, snoepwinkel (Sommigen noemen de officina’s van bepaalde apoteken een warenhuis voor schoonheidsmiddelen, vaak ook bollenwinkel zonder meer, Knack 21/2/1973, p. 54).