Bedevaart; - beewegen doen, ter bedevaart gaan, een bedevaart doen.
De kerk loopt ’s avonds vol; boete en beewegen worden gedaan en na twee dagen schijnt de hemel zich over die hulpbehoevende massa te ontfermen, WEYTS 1950, 214.
Dat blijft het voorrecht van de zieke, kreupele, gekke en dweepzuchtige plebejers die blootvoets ten beeweg gaan, TEIRLINCK 1952, 1, 5.
Als bovenop den scherpen heuvel moede mensen in de beeweg rusten en als de dag langzaam langer lengt; dan is ’t 1 mei, Kerk en Leven (ed. Mechelen) 25/5/1978, p. 9.
Ook o.a.: TIMMERMANS 1923, 129. WALSCHAP 1939, 81. BONI 1948, 41. CLAES 1950, 150.
AFL.: beewegen (Wdl.), ter bedevaart gaan.