I. Als bnw.
1. In versch. tijdsbep.: in, op volle dag, midden op de dag, op klaarlichte dag (naar fr. en plein jour); - in volle nacht, midden in de nacht, in het holst of het diepst van de nacht; - in volle winter e.d., midden in -, in ’t hartje van de winter (naar fr. en plein hiver).
2. In versch. plaatsbep.: op de volle buiten, in de volle natuur e.d., buiten, op het platteland, in de vrije natuur (vgl. fr. en pleine nature); - in volle centrum, in de binnenstad; - in volle straat, midden op straat (naar fr. en pleine rue); - in volle veld, in ’t open, vrije veld (naar fr. en plein champ).
De trein ... stopte in alle dorpstations en ook meermaals in volle veld, BRULEZ 1950, 159.
Hier op den vollen buiten moesten de mensen een heel eind gaan van de hoeven tot aan het klein dorp, LIA TIMMERMANS 1962, 97.
Boos omdat zij zijn huilende en om hulp smekende «vriendin» wilden beschermen die hij in volle straat afranselde is R. L. tegen politieagenten gaan vechten, Gentenaar 9/5/1977.
Volle centrum Gent: Selekt restaurant, Gentenaar 30/5/1977.
Commerciële woning in volle centrum, Klokske 27/4/1978.
3. In advert., in de verb. in volle bloei, werking (ter vert. van fr. en pleine activité), ter aand. van een zaak die goed beklant is, die goed draait enz.
Te Oostende op een der voornaamste plaatsen prachtige pub zeer mooi ingericht over te nemen in volle bloei, Gent 12/8/1976, p. 4.
Cafe-restaurant in volle werking, wegens vertrek buitenland, Gent 12/8/1976, p. 4.
Zaak over te nemen - metaal-konstruktie + diversen. PVBA in volle werking en met vast cliënteel, Uit een reclamefolder Meise jan. 1977.
4. Van hout: massief.
De latten zijn van vol beukenhout en ze kunnen ieder apart 560 kg dragen, Gentenaar 9/5/1977.
II. Als bijw.
Geheel en al, ten volle, volop. Achteraan wees een bescheiden pijltje de plaats aan, waar men zich even verwijderen kon. Het bleek de kelderruimte, van onder tot boven met witte glazuurtegeltjes bezet. En vol verlicht, BOON 1977, 85.