Korte, veelal blousevormige, waterdichte (en gewatteerde) (over)jas met ritssluiting en veelal ook met capuchon; (wind)jak, jek, jekker; ook: parka. De man met de zwarte anorak, door sommigen reeds doodgeverfd als verkrachter, werd vrijgelaten, Knack 13/12/1972, p. 46.
Alles voor de wintersporten: skischoenen - wandelschoenen -... anoraks - skibroeken, Boom 3/12/1976.
Tijdens de overval droeg hij een donkerblauwe anorak met een vertikale gele streep op de mouw, Gazet v. Antw. 13/9/1977.
Ook o.a.: Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 9. Teletip 24/1/1978.
Opm.: In Vl.-België alg. gebruikelijk; in de standaardt. vrij ongewoon (freq. 0), hoewel het in de reclamet. in Nederl. wel een enkele keer aangetroffen wordt (bijv. in het advertentieblad Terdege juni 1980, maar dan wel met de toevoeging: ‘sweater met capuchon’). - Bij enquêtering (in de zin: 'Die anorak staat je erg goed’) werd anorak gemiddeld als ‘zelden gebruikt’ gekarakteriseerd; vaak wisten de respondenten niet wat ermee bedoeld wordt.
Sam.: damesanorak; herenanorak; kinderanorak; mansanorak; ski-anorak.