Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

ambetant (embetant)

betekenis & definitie

Vervelend, naar, onaangenaam, hinderlijk.

Ik vind niets zo ambetant als een wachtkamer en als dus de hemel zo iets is merci dan, VERSTEYLEN 1964, 85.

Heiligen, onze direkte of verre familieleden. Ambetante familie soms: omdat jullie ons niet gerust laten in onze slaperige oppervlakkigheid, Vrouw en Wereld nov. 1973, p. 47.

Zij hebben ambetant gelijk. Banden met Lier en de familie Rubens zijn er wel te vinden, Gazet v. Antw. 5/7/1977.

Het is embettant dat ik nog steeds geen plaats heb en iedere dag moet gaan doppen, BROUWERS 1978, 179.

Afl.: ambetanterik, vervelende kerel, zeurpiet, lastpost.

< >