Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

ambeteren (embeteren)

betekenis & definitie

(Iem.) vervelen, hinderen, lastig vallen; ook wederk.: zich vervelen.

Nu zit ik mij te ambeteren, als ik thuis ben regent het altijd, dat is nu al de derde zondag, VERSTEYLEN 1964, 75.

Het embeteerde mij dat dit meisje mij zou aanzien bijvoorbeeld voor een handelsreiziger die in de stad een scharreltje heeft opgepikt, PAUWELS 1971, 26.

< >