(Iem.) afranselen, een pak slaag geven.
Terwijl mijn broers haar broers aftroefden, zei ik tegen haar: «De grond zal rood zien van ’t bloed als ge mijn lief niet wordt!» TIMMERMANS, Omnibus 2, 10 (1962).
Allen die men kon vastgrijpen en aftroeven - schuldig of niet... - werden onder de vestingen gestampt, in de klamme en kille kelders, BOON 1975, 238.