naam van enige graven van HOLLAND en van HOLLAND EN HENEGOUWEN.
Willem I
(gest. 4 Febr. 1222) nam met zijn vader Floris III deel aan de derde kruistocht. Teruggekeerd in Holland, zocht hij al spoedig zijn fortuin bij de West-Friezen en leidde daar een opstand tegen zijn broeder, graaf Dirk VII.
Zelfs in het eigenlijke Friesland werd hij als graaf gehuldigd (Willem van Friesland). Na de dood van graaf Dirk in 1203 betwistte hij het recht van opvolging van diens dochter Ada, in allerijl uitgehuwelijkt aan Lodewijk van Loon. Deze werd gesteund door de bisschoppen van Utrecht en Luik en door de graaf van Vlaanderen, terwijl Willem, met Brabant als bondgenoot, in het graafschap zelf het meest erkenning schijnt gevonden te hebben. Militair was Willem in het algemeen succesvol en reeds in 1203 nam hij te Leiden Ada gevangen, die naar Engeland werd gezonden. Door bemiddeling van de graaf van Vlaanderen kwam echter in 1206 te Brugge een verdrag tot stand waardoor Lodewijk haast geheel Holland en Zeeland in handen kreeg. Willem heeft zich hieraan niet gehouden en zette de strijd voort. Reeds in 1208 noemde hij zich graaf van Holland.
In 1213 ontving hij het graafschap als rijksleen van keizer Otto IV. Hij was nl. in het internationale politieke conflict van die tijd aan de Welfische zijde komen te staan. Maar als zoveel anderen veranderde hij van partij na de nederlaag bij Bouvines. Hij sloot zich aan bij keizer Frederik II en nam zelfs deel aan de expeditie van Lodewijk VII van Frankrijk tegen Jan zonder Land. Daarvoor werd hij door de paus geëxcommuniceerd, terwijl Holland onder het interdict kwam. Mede om van de ban ontslagen te worden, heeft Willem dan zijn kruistocht ondernomen, waar hij veel roem verwierf door zijn krijgsdaden in Portugal en bij de verovering van Damiate.
Na zijn terugkeer in 1219 heeft hij nog vrij wat gedaan voor de vergroting van Hollands welvaren. Dordrecht en Geertruidenberg danken aan hem hun stadsrecht, terwijl ook enkele Zeeuwse stadsrechten (o.a. Middelburg) op zijn naam staan.
Lit.: O. Oppermann, Untersuchungen zur nordniederl. Gesch. des 10. bis 13. Jahrh. II (1921), blz. 45 e.v.; H. Hardenberg, De Nederlanden en de kruistochten (2de dr. 1944).
Willem II
(Leiden 1228 - Hoogwoud 28 Jan. 1256), zoon van Floris IV, volgde zijn vader op in 1234 en kwam, nadat hij zelf de regering had aanvaard, spoedig geheel onder de invloed van zijn oom Hendrik I, hertog van Brabant. Door diens toedoen werd hij in 1247 door een coalitie van louter geestelijke vorsten tot tegenkoning tegen keizer Frederik II verkozen. In Holland stelde hij nu zijn broer Floris (de Voogd) tot regent aan. Aanvankelijk had hij weinig macht als koning, hoewel vele Lotharingse vorsten hem steunden, zoals Hendrik van Brabant en Otto van Gelre. Met behulp van een Fries „kruisleger” veroverde hij evenwel in 1248 Aken en na de dood van Frederik II (1250) begon zijn aanzien ook in Duitsland te stijgen. Om zich te ontdoen van de voogdij der vorsten steunde hij de steden (de Rijnstedenbond).
Hij huwde met Elizabeth van Brunswijk, kleindochter van Otto IV, en verkreeg groot gezag als drager van de oude Welfische aanspraken. Tot een tocht naar Rome om zich tot keizer te laten kronen is het niet meer gekomen. In 1256 sneuvelde hij bij Hoogwoud tegen de West-Friezen. Als koning had Willem gepoogd zich te ontdoen van de Vlaamse aanspraken op Zeeland bewester Schelde en in 1253 een overwinning behaald op Guy van Dampierre bij Westkapelle. Na zijn dood werd de status quo weer hersteld.
Lit.: J. Meerman, Gesch. van graaf Willem II v. Holland, Roomsch-koning (4 dln, 1783-’87); O. Hintze, Das Königtum Wilhelms von Holland (1885); H. P. H.
Camps, De stadsrechten van gr. W. II v. Holl. en hun verhouding tot het recht van s-Hertogenbosch, diss. Amsterdam (1948).
Willem III van Avesnes
(1287 - Valenciennes 8 Juni 1337), graaf van Henegouwen (als zodanig Willem I), Holland en Zeeland, was een zoon van graaf Jan II. In 1304 kwam hij aan de regering, na de grote inval der Vlamingen. Hij had niet veel moeite de laatste resten van verzet in Utrecht en Zeeland te doven.
Wel bleef de strijd met Vlaanderen bestaan, die met afwisselende hevigheid en vooral ook diplomatiek gevoerd werd. In 1323 bij het verdrag van Parijs kwam een definitieve regeling tot stand: Lodewijk van Nevers, de graaf van Vlaanderen, zag af van alle aanspraken op Zeeland bewester Schelde, terwijl Willem al zijn rechten op Vlaanderen, Rijks Vlaanderen inbegrepen, opgaf. In de omringende gewesten had Willem een groot prestige: in Brabant door zijn relaties met Jan III, in het Nedersticht had hij grote invloed via de bisschoppen, terwijl ook zijn tochten naar Friesland in de jaren i323-28 met enig succes werden bekroond: hij maakte zich meester van Stavoren en onderwierp de Westergoërs. Op het internationale plan was zijn positie als „schoonvader van Europa’ nog veel schitterender. Zijn eigen vrouw Johanna was een zuster van Philips van Valois, de Franse koning. Zijn dochter Margaretha was gehuwd met de Duitse keizer Lodewijk van Beieren. In 1328 huwde zijn dochter Philippina met koning Edward III van Engeland, die in 1327 met Hollandse steun op de troon gekomen was.
In het voorspel van de Honderdjarige oorlog heeft Willem nog een rol gespeeld als vertegenwoordiger van de Engelse koning bij de Lotharingse vorsten. In 1337, een maand voor zijn dood, sloot hij zelf met hem een verbond, dat ook geldig zou zijn voor zijn zoon. Hoewel Willem wel de meeste sympathie voor Henegouwen zal gehad hebben, ontwikkelde de Hollandse en Zeeuwse handel zich gunstig onder zijn regering. Met Dordrecht deden zich moeilijkheden voor over het stapelrecht, die ten slotte in 1326 tot een voorlopig compromis leidden. Onder Willems regering wordt voor het eerst de invloed van de grafelijke raad duidelijk, terwijl ook grote geldschieters als Willem van Duvenvoorde zeer machtig werden. Zijn bijnaam „de Goede” is hem eerst door latere geschiedschrijvers gegeven (z stamboom Avesnes).
Lit.: H. J. Smit, Het begin van de regeering der Henegouwsche graven, in: Bijdr. Vad. Gesch. en Oudh.k., 7de reeks, II (1932); S. A.
Waller Zeper, Jan van Henegouwen, heer van Beaumont (1914); Algem. Gesch. der Nederlanden, III (1951), hfdst. 3; F. Hugenholtz, Graaf Willem III, de„ Goede”. De geschiedenis van een bijnaam, in: Tijdschr. v. Gesch. 1952.
Willem IV van Avesnes
(? 1318-Warns 26 Sept. 1345), zoon van de voorgaande, volgde in 1337 zijn vader op als graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen (hier als Willem II). Aanvankelijk heeft hij in Henegouwen tegen Frankrijk gestreden, krachtens zijn verbond met Engeland, maar zonder veel succes.
2 Apr. 1340 verklaarde hij Frankrijk formeel de oorlog: tegen een Franse inval in Henegouwen kon hij weinig uitrichten en zijn medewerking aan het beleg van Doornik was evenmin bijzonder krachtig. Zijn element vond hij in een tocht naar Jeruzalem en in expedities tegen de Moren in Spanje en tegen de heidense Litauers. In Utrecht wist Willem wel zijn candidaat Jan van Arkel op de bisschopszetel te plaatsen, maar deze trachtte al gauw zich van zijn beschermer te ontdoen, wat Willem er toe bracht Utrecht te gaan belegeren. Zijn expeditie tegen Friesland had een jammerlijke uitkomst. Nauwelijks buiten Stavoren werd het grafelijk legertje bij Wams in de pan gehakt. Ook hij zelf kwam om.
Lit.: S. A. Waller Zeper, Alg. Gesch. d. Nederl. III, blz. 80.
Willem V van Beieren
graaf van Henegouwen (Willem III), Holland en Zeeland (1333 Le Quesnoy 1389), neef van de voorgaande, was de tweede zoon van Lodewijk van Beieren en Margaretha, die bij de dood van Willem IV door haar man beleend was met de drie graafschappen.
In 1346 droeg zij op een standenvergadering aan de toen 13jarige Willem de waarneming van de regering op tijdens haar afwezigheid en benoemde hem als opvolger „verbeidende de grafelijkheid”. Als raadgevers traden op de voorgrond Jan van Beaumont en Willem van Duvenvoorde. In 1348 werd door hen de oorlog tegen Utrecht weer hervat. Vooral door toedoen van Van Duvenvoorde werd Margaretha er in 1349 toe gebracht aan Willem Holland, Zeeland en West-Friesland af te staan, o.a. tegen betaling van een jaargeld van 6000 gouden schilden. Voorlopig wilde alleen Dordrecht Willem op deze voorwaarden erkennen. Samen met de Duvenvoordse clan vormt het de kern van de latere Hoekse partij.
In 1350 echter verwijderde Willem Van Duvenvoorde en zijn aanhangers van het hof en verving ze door edelen die later als Kabeljauws bekend stonden. Dezen wilden zich niet houden aan de voorwaarden door Margaretha bij haar afstand bedongen. Toen zij echter later in het jaar haar beslissing herriep, schikte Willem zich aanvankelijk, in tegenstelling tot het grootste deel van Holland: het begin van de Hoekse en Kabeljauwse twisten.
In 1351 stelde Willem zich weer aan het hoofd der Kabeljauwen, die Delft als centrum hadden. Hij versloeg de vloot van zijn moeder bij Zwartewaal (in de buurt van Den Briel). In 1352 aanvaardde hij de bemiddeling van Edward III van Engeland en trouwde met Mathilde van Lancaster. In 1354 sloten moeder en zoon vrede: Willem behield Holland en Zeeland. In 1356 volgde hij ook in Henegouwen op. In ruil voor hulp tegen Vlaanderen wist hij van Brabant het land van Heusden te verkrijgen.
Al spoedig openbaarden zich tekenen van krankzinnigheid, bijv. de moord op Gerrit van de Wateringen, en in 1358 nam zijn broeder Albrecht als ruwaard de regering over. Willem leefde nog tot 1389 (z stamboom Wittelsbach).
Lit.: S. A. Waller Zeper, a.w.; J. C. de Jonge, Verhandeling over de oorsprong der Hoeksche en Kabeljauwsche twisten (1827).
Willem VI van Beieren
graaf van Henegouwen (Willem IV), Holland en Zeeland (1366 - Bouchain 31 Mei 1417), was de oudste zoon van hertog Albrecht van Beieren en werd in zijn jeugd naar zijn apanage Willem van Oostervant genoemd.
Hij was gehuwd met Margaretha, dochter van Philips de Stoute van Bourgondië. Hij gold als beschermer van de Hoeken en werd door zijn vader in 1392 verbannen, in verband met de moord op Aleida van Poelgeest. Later verzoenden zij zich en in Albrechts oorlogen tegen de Friezen was hij vooral de leider. Tegen het geslacht Arkel heeft hij twee oorlogen gevoerd, ook nadat hij in 1404 zelf graaf was geworden. Het resultaat was dat het land van Arkel met de stad Gorkum bij het Hollandse gebied gevoegd werd.
Hij heeft veel moeite gedaan om de opvolging van zijn dochter Jacoba veilig te stellen en was een trouw bondgenoot van zijn zwager Jan zonder Vrees.
Lit.: E. Verwijs, De oorlogen van hertog Albrecht van Beieren met de Friezen in de laatste jaren van de XlVe eeuw (1869); Inleidende hoofdstukken van F. von Löher, Jacobaa von Bayern (1869); Algem. Gesch. d. Nederl. III (1951), Hfdst. 4.