De wielersport werd vóór 1900 in hoofdzaak beoefend door jongelieden uit de meer bemiddelde milieu’s, doch trekt thans alleen nog de belangstelling van de jongeren uit de arbeidersklasse en de kleine middenstand. Het organiserende lichaam is sinds 1927 de Nederlandse Wieken Unie, waarbij thans (1954) 3000 wielrenners zijn aangesloten, deels als amateurs, deels als professionals.
Het wielrennen wordt beoefend op de openbare weg en op speciaal daartoe gebouwde, ongeveer ellipsvormige banen van hout, cement of zand.Het aantal dier banen is in Nederland na 1945 sterk ingekrompen als gevolg van de verminderde belangstelling voor dit soort wedstrijden.
De belangstelling voor de wegrensport is daarentegen de laatste jaren in Nederland sterk opgeleefd, vnl. als gevolg van de successen die Nederlandse wielrenners in grote wegwedstrijden in het buitenland hebben behaald, met name in de jaarlijks terugkerende Ronde van Frankrijk.
Kort na de uitvinding van de fiets (z rijwiel) ontstond de wielersport. Het waren renners als Klaas Pander, Pim Kiderlen, Frans Netscher en Scheltema Beduin die triomfen vierden op de bicyclette, met het grote voor- en kleine achterwiel. Ca 1884 kwam het zgn. veiligheidsrijwiel het oude en nogal gevaarlijke model vervangen. De eerste Nederlanders die op dit model successen behaalden waren de Limburgers Matthieu Cordang en Harry Meyers.
Vooral Cordang was een sterke wegrenner die in 1895 te Keulen wereldkampioen werd en enige jaren later in Frankrijk de Bol d’Or won.
Een groter wielrenner nog was Jaap Eden. Zijn sportloopbaan was echter heel wat korter dan die van zijn tijdgenoot Piet Dickentman, die in 1903 wereldkampioen der „stayers” werd, een nummer waarbij de renner door een motorrijder wordt „gegangmaakt”. Dickentman debuteerde in 1895 en in 1928, kort voor zijn vijftigste jaar reed hij in Amsterdam zijn laatste wedstrijd.
Na 1903 beleefde de wielersport in Nederland een periode van teruggang. Het was alleen John Stol die vooral in het buitenland enige opmerkelijke successen behaalde zowel als zesdagen-renner als als stayer. Hij vormde met de Duitser Walter Rütt een koppel, dat veel roem vergaarde. Een wielrenner die ook op een lange sportcarrière kan bogen, was jhr G. Bosch van Drakestein die lange jaren onder het pseudoniem „Ulysses” reed en die steeds amateur is gebleven. Hij veroverde talloze Nederlandse kampioenstitels tussen 1908 en 1928.
Hij werd tijdens Wereldoorlog I de leermeester van renners als Piet van Kempen, Gerard Leene, Louis Didier en Piet Moeskops. Vooral deze laatste werd een groot sprinter, die vijfmaal wereldkampioen werd (1921, 1922, 1923, 1924 en 1926). Hij werd daarna onttroond door de Franse sprintkampioen Lucien Michard, wiens opvolger als wereldkampioen der beroepsrenners de Belg Jef Scherens is geworden. Na Moeskops zijn er nog twee Nederlandse korte afstandrijders gekomen, die het wereldkampioenschap wisten te bemachtigen. Het waren Arie van Vliet (in 1938, in 1948 en 1953) en Jan Derksen (in 1946) .
Het aantal Nederlanders dat als amateur de wereldtitel der sprinters veroverde was vrij groot: Eden (1895), Peeters (1920), Meyer (1925), Mazairac (1929), Van Egmond (1933)1 Van Vliet (1936), Van der Vijver (1937 en 1938) en Derksen (in 1939)
Er zijn trouwens nog meer Nederlandse wereldkampioenen geweest. Pelle Daers werd het in 1934 als amateur-weg-renner en G. Peters werd het in 1946 toen voor de eerste maal het wereldkampioenschap achtervolging werd verreden. In 1948 legde Schulte op deze titel beslag en 1952 werd het P. van Heusden, deze echter in de categorie amateurs.
Eenmaal (in 1947) behaalde een Nederlander het wereldkampioenschap op de weg voor beroepsrijders. Het was de grensbewoner Theo Middelkamp. Deze vergaarde ook roem door een zeer verrassende zege in de etappe Aix-les-Bains - Grenoble in de Ronde van Frankrijk 1936, die door zijn hoge bergpassen, als de zwaarste van deze monsterrit werd beschouwd.
De Nederlanders doen sedert 1936 aan de Ronde van Frankrijk mee, zonder echter ooit een rol van betekenis te hebben gespeeld. Alleen het jaar 1953 maakte hierop een uitzondering. Toen bezette de Nederlandse ploeg in het landenklassement de eerste plaats. Vijf etappes werden door Nederlandse renners gewonnen. Wout Wagtmans, die de prijs kreeg voor de strijdlustigste renner van deze Tour de France, eindigde in het slotklassement als vijfde. Wim van Est, die tweemaal winnaar werd van de 586 km lange wegwedstrijd van Bordeaux naar Parijs, werd in deze Tour 13de.
De Nederlandse wielersport drijft de laatste jaren op de wegwedstrijden. De eens zo bloeiende baansport heeft niet heel veel meer om het lijf. In het buitenland ziet men het zelfde beeld. De wegrensport bloeit dank zij renners als Bartali en Coppi vooral in Italië, ook in Frankrijk, Zwitserland en België.