(hydraulisch) ontstaat, als men kleihoudende kalk brandt, waarbij het kiezelzuur en het aluminiumoxyde zich met de kalk tot kalksilicaten en -aluminaten verbinden.
Men onderscheidt romaanse cementen, pozzuolanen en Portland-cementen. De eerste ontstaan, als men aluminiumhoudende mergel (50-70 pct koolzure kalk en ca 25 pct kleiaarde) bij ongeveer 1200 gr. C. verhit; zij bevatten nevens calcium silicaat en -aluminaat, ook vrije ongebluste kalk. Na fijnwrijven worden zij, met water vermengd, zeer snel hard.
De pozzuolanen werden reeds door de Romeinen gebruikt; zij heten naar Pozzuoli, waar met vulkanische massa’s vermengde kalk voorkomt, waaruit zij door verhitten bereid werden. Nauw verwant aan de pozzuolanen zijn de tras-soorten uit de Eifel en de zgn. Santorienaarde; ook de hoogovenslakken, met kalk gemengd, leveren zulke hydraulische cementen.
Het Portland-cement, dat tegenwoordig in enorme hoeveelheden vervaardigd wordt, wordt bereid door een mengsel van kalk en kleihoudende stoffen in fijnverdeelde toestand bij 1400 gr. C. te sinteren in roterende trommels. De steenharde Portlandcementklinker wordt dan fijngemalen en vormt een uitstekend hydraulisch cement. De samenstelling van het Portland-cement is gemiddeld: 15-20 pct kiezelzuur, 3-8 pct aluminium-, en 3-6 pct ijzeroxyde, 58-64 pct kalk, 0-4 pct magnesia, 0-2 pct kali en 0-2 pct zwavelzuur.
In de practijk mengt men het Portlandcement met zand en water: eerst kristalliseren calciumsilicaat en -aluminaat in fijne kristallen uit, daarna vormen zich colloïdale, geleiachtige massa’s, die de kristallen omhullen en aan elkaar doen kleven, zodat het cement hard en in water onoplosbaar wordt (z mortel).