Russisch schrijfster en journaliste (Odessa io Juli 1890), studeerde filosofie, geschiedenis en kunstgeschiedenis en schreef vnl. gedichten. Na de revolutie bleef zij in de Sovjet-Unie.
Uit haar werk spreekt de burgerlijke opvoeding en cultuur; zij werd beïnvloed door verschillende literaire stromingen: symbolisme, akmeïsme, futurisme enz. Zij behoort tot de literaire groep der met de futuristen verband houdende school der constructivisten, welke school haar voornaamste voorganger heeft gevonden in Ilja Selvinski (1899).Van haar prozawerk is het bekendst Mesto pod solntsem (De plaats onder de zon, 1928, Duitse vert. 1929), waarin zij op geestige wijze haar ervaringen gedurende de revolutie in Odessa vertelt. Haar stijl, in de aanvang lyrisch, werd steeds meer verhalend en beschrijvend, gekleurd door een lichte ironie en humor. Van het moderne leven beschrijft zij de huiselijke kant. In 1943 is zij tot de communistische partij toegetreden.
Bibl.: Petsjaljnoje wino (Paris 1912, Droeve wijn, gedichten); Solowej i roza (Berlin 1921, De nachtegaal en de roos); Brennye slowa (Berlin 1922, Vergankelijke woorden); TseljipoeIj (Berlin 1925, Doel en weg); Synoe kotorogo net (Berlin 1927, Aan de zoon die ik niet heb); Zemlja Sowjetskaja (ca 1930, Het Sovjetland); Sobytija w krasnom morje (ca 1935, Gebeurtenissen in de Rode Zee); Poelkowskij meridian (ca 1945, De meridiaan v. Poelkowo, gedicht); Potsjti tri goda (1946, Bijna 3 jaar, dagboek v. d. belegering v. Leningrad, Fr. vert.: Le siège de Leningrad, 1946). Voor de laatste twee kreeg zij de Stalin-prijs-1946. Bloemlezing: Itzbrannoje (Moskou 1948).