Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VOLLENHOVE

betekenis & definitie

gemeente in de provincie Overijsel, 2661 ha groot, met (1953) 5010 inw., van wie (1947) 8,5 pct R.K., 88,5 pct Prot. en 3 pct andersdenkenden, werd in 1942 gevormd door de vereniging van de gemeente Stad Vollenhove met een deel van Ambt Vollenhove. De bodem bestaat in het W. uit een uit pleistoceen zand bestaande glaciale heuvel, in het O. uit klei, laagveen en uitgeveende plassen.

Hoofdzaak is veehouderij en akkerbouw. De gemeente omvat behalve het stadje Vollenhove (1947 1920 inw.), de dorpen Leeuwte (580 inw.), St Jansklooster (580 inw.), alsmede een aantal buurten en gehuchten. Het schilderachtige stadje Vollenhove, aan het Vollenhovermeer gelegen, bestond voor de aanleg van de Noordoostpolder in hoofdzaak van visserij en bokkingrokerij. Het bezit een fraai oud stadhuis en een middeleeuwse toren, de St Nicolaas- of Bovenkerk, de voormalige Latijnse school, alsmede de resten van het in de 16de eeuw gebouwde kasteel Toutenburg. De heuvel de Voorst in het W. van Vollenhove bestaat voor een groot deel uit keileem.Lit.: G. D. v. d. Heide, V., in: Buil. v. d. Kon. Oudhk. Bond VI, 3 (1950), blz. 95 e.v.