was in Ned.-Indië een centraal vertegenwoordigend lichaam, dat aan Nederlandse onderdanen, ingezetenen van Ned.-Indië, de gelegenheid gaf tot medewerking aan de behartiging van ’s lands belangen.
De Volksraad bestond uit één lid, tevens voorzitter, door de Koning benoemd, en 60 leden, waaronder 30 inheemse onderdanen niet-Nederlanders, 25 Nederlanders en eindelijk vijf uitheemse onderdanen niet-Nederlanders. Van de eerste categorie werden 20, van de tweede 15 en van de derde 3 leden verkozen. De overige leden werden door de gouverneur-generaal benoemd.
De gouverneur-generaal deed de beraadslagingen van de Volksraad door zijn gemachtigden bijwonen ten einde namens hem voorlichting te verschaffen. Voor de vaststelling der algemene begroting, der aanvullingsbegrotingen en van het slot van rekening was in het algemeen overeenstemming tussen gouverneur-generaal en Volksraad nodig. Voor het maken van ordonnanties werden de werkzaamheden echter als regel voor de Volksraad verricht door een permanent lichaam, door en uit de Volksraad gekozen, nl. het College van Gedelegeerden. De voorzitter van de Volksraad was tevens ambtshalve voorzitter van het College van Gedelegeerden. Verder bestond het College uit 15 leden, door de Volksraad uit zijn leden verkozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging.
De Volksraad groeide niet uit tot een parlement in de gangbare zin des woords. Immers noch de landvoogd, noch diens gemachtigden waren aan de Volksraad verantwoording schuldig. Indien in dit College een meerderheid het beleid der Regering zou afkeuren, dan was deze daardoor geenszins gedwongen het Regeringsbestel aan anderen over te dragen. Dit nam niet weg, dat de Volksraad, als centraal vertegenwoordigend lichaam van Ned. Indië, een voor die overzeese gewesten waardevol instituut was, waar gelegenheid bestond om uiting te geven aan behoeften, wensen en grieven der bevolking en waar de Indische Regering haar bedoelingen en voornemens in het juiste licht kon stellen en misverstanden uit de weg kon ruimen.