vormen de orde Pediculati der Vissen. Bij deze zeedieren is de basis van de borstvin verlengd en tot een soort arm geworden.
Deze vissen kunnen zich met behulp van deze vinnen op de bodem of tussen wier voortbewegen. Schubben ontbreken of zijn door stekels of beenknobbels vervangen. De kieuwopening is klein en in of bij de oksel van de borstvin gelegen. Het eerste deel van de rugvin bestaat uit een aantal losse stralen, het tweede gedeelte is een normale vin. De eerste losse rugstraal, die op de snuit beweeglijk is ingeplant, eindigt in een soms samengesteld wimpelachtig orgaan. Met deze „hengel” worden de prooidieren aangelokt en met de grote mond opgehapt. In sommige families kan dit lokorgaan (illicium) in een holte van de snuit verborgen worden.Van de 12 families, waarin deze orde verdeeld wordt, noemen wij:
1. Lophiidae, met grote afgeplatte kop. De zeeduivel, Lophius piscatorius, door de vissers „hozenmond” genoemd, is in de Noordzee niet zeldzaam;
2. Antenmriidae, met zijdelings afgeplatte kop en lichaam. Het geslacht Antennarius telt vele soorten in tropische zeeën, waar zij op riffen en tussen wieren leven, o.a. in de Sargassumzee;
3. Ceratiidae en verwante families, de onderorde Ceratiiformes vormend, waarvan de soorten pelagisch zijn (z diepzeefauna).
PROF. DR L. F. DE BEAUFORT.