(Emanuel), Nederlands dichter en criticus (Haarlem 27 Oct. 1892), studeerde, na privaatlessen in wijsbegeerte van dr J. A.
Dèr Mouw, van 1913-’14 Franse letteren aan de universiteit van Dijon en was daarna werkzaam in de journalistiek. In 1931 werd hij redacteur kunst en letteren van de Nieuwe Rott. Courant, in 1937 hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer; sinds 1947 is hij mederedacteur van De Nieuwe Stem. Ook is hij als redacteur verbonden aan de Wereldbibliotheek. Zijn talrijke letterkundige kronieken en essays zijn tot nog toe ongebundeld gebleven. Hij geldt als een der scherpst analyserende en raakst karakteriserende letterkundige critici in Nederland, met ook het zeldzaam vermogen tot synthese. Zowel de lyriek als zijn proza vertonen een sterk intellectualistische inslag die echter de er organisch mee verbonden emotionaliteit over het hoofd heeft doen zien. In de homogene verbinding van een onverbiddelijk analytisch formuleren en een elegisch pessimisme vertoont zijn poëzie een onmiskenbaar stijgende lijn.Hij neemt door tal van functies een belangrijke plaats in het letterkundige leven en zijn organisaties in, is president van het Nederlands P.E.N.-Centrum en lid van het college van vice-presidenten van de Internationale P.E.N.-Club. Op literair-historisch gebied stelde hij bloemlezingen samen, w.o. De Spiegel der Nerlandsche Letterkunde (2 dln, 1939-53) en verzorgde hij o.m. de uitgave van het nagelaten werk van J. A. Dèr Mouw. Ook zijn er talrijke poëzie-vertalingen van zijn hand, uit het Frans (Valéry, met wie hij zich verwant voelt) en het Engels (Swinbume). Voorts vertalingen van Schwob, Feuchtwanger, Rilke e.a. De Leidse universiteit verleende V. van Vriesland het eredoctoraat (1954).
Bibl.: Lyriek: Voorwaardelijk uitzicht (1929); Herhalingsoefeningen (1935); Vooronderzoek (1946); Drievoudig verweer (1949). Proza: De culturele noodtoestand van het Joodsche volk (1915); Herman Hana geschetst in zijn beteekenis als schakel naar een nieuwen tijd (1920); Het afscheid van de wereld in drie dagen (roman, 1926); De ring met de aquamarijn e.a. verhalen (1939). Dramatisch: Der verlorene Sohn (Leipzig 1925); De havenstad (1933). Essay: Grondslag van verstandhouding (1946).
Lit.: in: Geschenk 1932; G. H. s-Gravesande, in: Sprekende schrijvers (1935, interview); J. Gampert, in: Salamanderboek (1938); B. Stroman, in: Singel 262 (1949); Victor, het boek der vrienden (1949); A. Donker, in: Critisch Bulletin, 1950.