Russisch socialist (Nowo-oezensk, gouv. Samara, 19 Nov. 1873-New York 15 Apr. 1952), sloot zich reeds als gymnasiast bij de narodniki aan, werd als student aan de Moskouse universiteit in 1894 gearresteerd, leefde enige jaren onder politietoezicht en emigreerde in 1899.
Publiceerde in Rusland enige sociologische studies, speciaal over het agrarisch vraagstuk, en was een der eerste leiders van de partij der sociaal-revolutionnairen . In 1905 teruggekeerd, nam hij deel aan de revolutie van dat jaar, werd in 1906 gearresteerd, wist te ontvluchten en nam in 1908 deel aan de Londense conferentie der partij en aan de ontmaskering van de politiespion Azef. Tijdens Wereldoorlog I nam hij deel aan de conferentie van Zimmerwald. Na de Februari-revolutie van 1917 keerde hij opnieuw naar Rusland terug, waar hij als minister van Landbouw in de Voorlopige Regering werd opgenomen, een post die hij tot Juli van dat jaar bleef bekleden. Tot voorzitter van de Constituerende Vergadering gekozen, wist hij na de ontbinding van dit lichaam door de bolsjewiki zich nog enige jaren in Rusland verborgen te houden, tot hij in 1920 emigreerde en zich eerst in Praag (tot 1939), daarna in Parijs (tot 1940) en ten slotte in New York vestigde, waar hij in de Russische emigratie een belangrijke plaats innam.Bibl.: Konstroektiwnyj sotsializm (Praga 1925).
Lit.: B. Nikolaievsky, V. M. Ghemov (Buil. Int. Inst. Social Hist. 1953, p. 169-180).
