Vervangingswaarde is de uitdrukking van de waarde, welke de subjecten in het maatschappelijk verkeer toekennen aan alle goederen en diensten, welke in een continuele goederenstroom worden voortgebracht. Verbruikte eenheden kunnen, zolang de continuïteit van die stroom niet verbroken wordt, geen hogere betekenis hebben voor dit welvaartsstreven van bezittende subjecten dan het offer, dat voor de vervanging vereist is. Hierin sluit de definitie der vervangingswaarde dus aan bij de algemene bepaling van de waarde als kwantitatieve voorstelling van bovengenoemde betekenis op een gegeven plaats en op een gegeven moment. Vervangingswaarde is dus— onder conditie dier continuïteit — een algemeen geldend waardebegrip. De afleiding van dit waardebegrip sluit in de theorie der bedrijfseconomie aan bij de genetische verklaring van de waarde uit nuttigheid, zeldzaamheid, beschikbaarheid of vervangbaarheid.
B. DE GELDING DER VERVANGINGSWAARDE GEBONDEN AAN DE CONTINUÏTEIT VAN DE GOEDERENSTROOM
De continuïteit van de stroom van goederen en diensten volgt uit de permanentie der behoeften. De stroom bestaat echter niet permanent uit dezelfde goederen en diensten. De samenstelling ervan wordt in de dynamiek van het economisch leven somtijds verbroken door voortschrijding van techniek of verandering in gebruiksgewoonte, terwijl de omvang ervan fluctueert met de wisselingen van de conjunctuur. Wanneer die continuïteit verbroken is, kan de vervangingswaarde de kwantitatieve betekenis voor de welvaart niet meer uitdrukken.
C. HET ALTERNATIEF DER OPBRENGSTWAARDE
Zodra verbreking dier continuïteit optreedt en zolang zij voortduurt, kan de waarde slechts gemeten worden aan het nut, dat het bezit van het goed het economisch subject verschaft, of wel aan de opbrengst, welke de producent er nog ter verkoopmarkt voor kan bedingen, resp. aan het verschil tussen de opbrengst van het product, waarin men het niet meer te vervangen goed nog kan verwerken en de in het bijzonder voor het maken van dat product vereiste offers. In laatstgenoemd geval treedt een opbrengstwaarde op voor de vroeger verworven goederen of diensten, welker aanwezigheid het rationeel maakt om het stopzetten der productie uit te stellen en met de productie door te gaan, ondanks dat de volle kostprijs niet gedekt wordt, maar er met verlies geproduceerd wordt. In al deze gevallen drukt de opbrengstwaarde de betekenis uit, welke het goed (of de dienst) in kwestie voor het welvaartsstreven heeft.
D. DE REGEL DER TWEE GECOÖRDINEERDE WAARDEBEGRIPPEN
De vervangingswaarde kan dus nooit — noch als begrip, noch als maatstaf van waarde in bedrijfsbestuur — worden losgemaakt van haar alternatief: de opbrengstwaarde. Men moet de waardeleer, waarvan de bedrijfseconomische theorie van prof. dr Th. Limperg Jr uitgaat, dus betitelen als die der „gecoördineerde waardebegrippen”. Voor de producent — ongeacht aard of doel der productie — heeft de kleinste der beide „waardegrootheden” op het gegeven moment de kritische betekenis.
E. BOEKHOUDING, BUDGETERING, KOSTPRIJSBEREKENING EN RESULTATENBEPALINO IN WAARDE (IN STEDE VAN NAAR UITGEGEVEN BEDRAGEN)
Aanvaarden van bovengegeven beginselen moet er toe leiden de boekhouding niet langer te voeren als verwerking en rubricering van uitgegeven bedragen. Zij moet omgezet worden — van het moment af, waarop de financierende verwerving geschied is in de bedrijfshandelingen en de phase van het beheer van het verworvene intreedt en daarna van het verbruik van het verworvene in productie of exploitatie— in een administratie van aanwezige, verbruikte dan wel verkochte hoeveelheden en derzelver waarden. Productie vereist vermogensopsluiting gedurende de voor deze productie vereiste tijd; het beschikbaarhouden van voorraden en duurzame productiemiddelen evenzeer. Derhalve moet in de berekening van hoeveelheid en waarde, zowel bij het beschikbaarhouden als t.a.v. de eigenlijke productie, steeds de rente over het vereiste vermogen als kostenfactor ingerekend worden. De productie wordt daarom in al haar phasen beheerst door de formule
H x W x (I + p/100)t
Een en ander betekent, dat in de boekhoudtechniek t.a.v. voorraden enz. moet worden ingevoegd een regelmatige en systematische registratie van alle waardeveranderingen van de goederen, welke de producent voor de productie ter beschikking heeft. Men handele— al naar gelang van bedrijfstype —naar verschillende methoden, periodiek of bij urgentie, waarbij aan lopende contracten, gegeven bestemmingen en dergelijke bijzondere aandacht gegeven moet worden. Gelijke goederen, op hetzelfde moment en op dezelfde plaats aanwezig, hebben aldus gelijke waarde in de boeken.
De traditionele verbijzondering en rubricering van uitgegeven bedragen is gevolg van een — ten onrechte — handhaven in de gebieden van de productie en de bedrijfsexploitatie van de gegevens, ontsproten aan de financiering der verwerving. Op het moment der verwerving treedt het geld op als waardemeter, als koopkracht en als ruilmiddel. Na de verwerving blijft alleen de functie waardemeter over; derhalve moet het bezit naar waarde verantwoord worden. Rationeel bestuur vereist, dat men het gebeuren op het gebied van productie (d.i. waardeverbruik) en van financiering (d.i. verwerving van waarde) afzonderlijk overziet, alsmede dat men beoordelen kan, welke waarden aan verworven kwantiteiten men bezit. De productie in gegeven omvang vereist concrete goederen en productiemiddelen in bepaalde kwantiteiten. Van resultaat — inkomen — kan derhalve alleen sprake zijn, nadat de vereist-verbruikte waarden (standaardhoeveelheid X vervangingswaarde) als kosten in de resultatenberekening verwerkt zijn.
Winstcalculatie dient dus op grondslag der vervangingswaarde te geschieden. Waardestijging van de productiemiddelen is noch resultaat, noch vermogensaanwas. Zij is slechts een verandering in de vermogensgrootte t.o.v. het vroeger geïnvesteerde vermogen (de geldbedragen), d.i. de destijds overgedragen koopkracht. Een vermindering van laatstgenoemd bedrag in depressiejaren zal tot insparing moeten leiden. De theorie houdt ook in, dat de voor de productie technisch vereiste hoeveelheden of kwantiteiten economisch onvermijdbare offers naar waarde op het moment van verbruik gecalculeerd moeten worden om de kostprijs te vinden. Daar de voorraadadministratie van gereed fabricaat in vervangingswaarde gehouden wordt, vindt men bij de bepaling van een aanbiedingsprijs in die administratie steeds de vervangingswaarde van het betrokken fabricaat.
De balansopmaking geschiedt eveneens in vervangingswaarde en het inkomen is op basis van het overschot boven vervangingswaarde gecalculeerd. Men onderscheide het begrip vervangingswaarde (uitdrukkende de betekenis van een goed, dat men bezit op het moment dat men zich om een of andere reden van die betekenis rekenschap geeft) van vervangingsprijs (tegenprestatie in ruilmiddelen op het moment, dat de vervanging werkelijk plaats vindt). De versmelting van deze begrippen zou nieuwe verwarring t.a.v. de begrippen financiering en productie inleiden en nieuwe moeilijkheden scheppen terzake van het kostenbegrip.
F. DE CONTROLE OP DE VERSPILLING
Onnutte beschikbaarheid van capaciteit voegt in de bewerking geen waarde aan het product toe. De onnut beschikbare werkeenheden blijken verworven voor productenkwanta, aan welke de productie dan wel de afzet niet toekomt; slechts de vereiste of economisch onvermijdbare werkeenheden voegen waarde toe aan het product in bewerking, daar zij het doen naderen tot het bruikbaarheidsstadium, waarin de afnemer het overneemt.
Daar via bedrijfsrapporten de onnutte beschikbaarheid kan worden zichtbaar gemaakt, kan men deze verliezen elke maand afboeken en als productiekosten alleen de vereist-(onvermijdbaar) -verbruikte werkeenheden boeken. Door een en ander vervalt de eigenschap van de ouderwetse zgn. kostprijs om bij toenemende bezetting te dalen en bij afnemende te stijgen; een eigenschap welke het betrokken cijfer alle waarde voor bedrijfscontrole ontneemt.
Daar voorts voor elke phase van de productie of van haar administratie of bestuur enz. het vereiste zowel als het werkelijke verbruik van stof, tijd, kracht enz. direct of indirect meetbaar is, kan men voor elke plaats, waar kosten gemaakt mogen worden en daarvoor verantwoordelijkheid gedragen wordt, gebrachte offers tegenover vereiste (onvermijdbare) kosten stellen. Aldus kan de efficiëntie volledig gecontroleerd worden. Men noemt dit variabele budgetering. Hoever men met een en ander gaan zal hangt af van het geval, waarmede men te doen heeft.
PROF. DR ABR. MEY
Lit.: Betreffende toepassing der vervangingswaardetheorie op productiemiddelen en op producten wordt verwezen naar A. Mey, Limperg’s waardeleer en de betekenis harer toepassing in het bedrijfsleven - Bedrijfsecon. Opst. (1939). Verder: A. Mey, Enige critische beschouwingen over de leer der organische winst-calculatie, Maandbl. voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde (1931); Th. Limperg Jr, De gevolgen v. d. depreciatie v. d. gulden voor de bepaling v. waarde en winst, Versl. ledenbijeenkomst 7 Nov. 1936 van het N.I.V.A.; S.
Kleerekoper, Bedrijfseconomie, 3de dr. (1937); J. L. Mey Jr, Theoretische bedrijfseconomie I (1946); Idem, Kapitaalhandhaving en vervangingswaarde, Maandbl. Economie (1946); J. de Roy, Enige grondsl. v. d. balans der onderneming (1947); O. Bakker, Bedrijfshuishoudkunde, dl III, 2de dr. (1948); H. J. van der Schroeff, Aan welke eisen moet de administratie voldoen ter vervulling van haar functies in het bedrijf?, Versl. ledenbijeenkomst 6 Oct. 1951 van het N.I.V.A.
Gepubliceerd op 18-10-2023
VERVANGINGSWAARDE
betekenis & definitie