Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Uitsluiting van strafbaarheid

betekenis & definitie

heeft, indien een strafbaar feit is gepleegd, plaats om bepaalde redenen, de strafuitsluitingsgronden. Deze gronden voor strafuitsluiting kunnen allereerst zijn bepaalde omstandigheden, die meebrengen, dat de dader van het strafbaar feit (dat is dus hij die voldaan heeft aan de wettelijke omschrijving van het strafbaar feit) geen schuld heeft. Hierbij kan men drie groepen onderscheiden, nl. omstandigheden die meebrengen dat de wederrechtelijkheid wegvalt (wettelijk voorschrift, ambtelijk bevel, noodweer en overmacht, artt. 40-43 W.v.Sr.), omstandigheden die de toerekenbaarheid doen wegvallen (ontoerekenbaarheid op grond van gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing der geestvermogen, art. 37 W.v.Sr., of om andere redenen), omstandigheden waardoor niet aanwezig blijkt enig opzet of enige onachtzaamheid t.a.v. het wederrechtelijke (strafbare) feit (zgn. verontschuldigbare dwaling).

Laatstgenoemde strafuitsluitingsgrond, die kan bestaan uit verontschuldigbare dwaling omtrent de feitelijke toedracht of omtrent de wederrechtelijkheid van de gedraging, is niet in de wet genoemd, maar door de jurisprudentie aanvaard op grond van het aan ons strafrecht ten grondslag liggend beginsel: „geen straf zonder schuld”.Behalve de strafuitsluitingsgronden, die berusten op het wegvallen van de schuld, zijn er die berusten op overwegingen aan het algemeen belang ontleend. Als voorbeelden hiervan kunnen genoemd worden het onbevoegd gegeven ambtelijk bevel (art. 43 lid 2 W.v.Sr.) en het noodweer-exces (art. 41 lid 2 W.v.Sr.).

Indien de rechter aanneemt, dat een strafuitsluitingsgrond aanwezig is, wordt de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Indien dit geschiedt op grond van ontoerekenbaarheid wegens gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing der geestvermogens zijn bijzondere maatregelen mogelijk (plaatsing in een krankzinnigengesticht en terbeschikkingstelling van de regering).

PROF. MR B. V. A. RÖLING.

< >