Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEERTUCHT

betekenis & definitie

wordt in het Protestantisme onderscheiden van levenstucht. De laatste strekt zich uit over alle leden der kerk, de eerste alleen over de ambtsdragers, bepaaldelijk de predikanten.

Met name in het Gereformeerd Protestantisme neemt de leertucht een belangrijke plaats in. In de Gereformeerde Kerk van de 16de tot de 18de eeuw golden de belijdenisgeschriften als maatstaf, hetgeen in de Geref. Kerken nog heden het geval is. Van de talloze leertucht-procedures is die tegen de Remonstranten op de Dordtse Synode ( 1618—’ 19) de bekendste. Onder invloed van de tolerantiegedachten der Verlichting kwamen het belijdend karakter der kerk en de leertucht op de achtergrond. Het reglement der Ned. Herv. Kerk (1816) sprak over de leer in zulke algemene en dubbelzinnige bewoordingen, dat de leertucht feitelijk werd uitgesloten. In de vorige eeuw voerden de confessionelen het pleit voor reorganisatie der kerk en herstel der juridische leertucht (Groen van Prinsterer, Hoedemaker, later ook J. H. Gunning), waartegen de modernen, maar ook de meeste ethischen, zich verzetten; de laatsten wensten herstel der belijdenis langs „medische”, niet langs juridische weg. Later werd leertucht bepleit door het Verbond tot Kerkherstel (1930) en de vereniging Kerkopbouw (1931), zij het ook op verschillende wijze (Haitjema, Noordmans). Vóór en vooral tijdens Wereldoorlog II gingen er steeds meer de noodzaak van het belijdend karakter der kerk met daarmee gepaard gaande leertucht verdedigen (Paul Scholten), maar afgeschrikt door het intellectualisme en formalisme, dat bij leertuchtprocessen licht overheerst (bijv. in de Gereformeerde Kerken, bij het proces-Geelkerken, Synode van Assen, 1926), bleven velen toch afwijzend staan tegen wat men noemt justiciële leertucht en zouden alleen judiciële leertucht willen erkennen (zoals in de congregationalistische kerken), volgens welke men zich tot een uitspraak bepaalt, maar niet tot schorsing of afzetting overgaat. In de kerkorde van 1951 der Ned. Herv. Kerk is leertucht aldus vastgelegd, dat niet slechts de historische belijdenisgeschriften als maatstaf worden aangelegd, maar de gehele „weg van het belijden der kerk” daarbij in aanmerking komt; de leertucht is een deel van het opzicht der kerk en wordt pas toegepast als uiterste middel na overleg. Overigens is, als overgangsmaatregel, het voeren van leertuchtprocessen nog 10 jaren uitgesteld, ten einde de kerk voor deze tere en moeilijke taak geestelijk beter toe te rusten. Het doel van het opzicht over de leer is niet af te snijden, maar te behouden en het belijden der kerk in de wereld te dienen. DR W. F. DANKBAAR.

< >