heten de soorten van het geslacht Glossina dat tot de orde der Tweevleugeligen (Diptera) en de familie der echte Vliegen (Muscidae) behoort. Het zijn middelmatig grote vliegen, 7,3-13 mm lang, met plat over elkander liggende vleugels, die vrij ver buiten het achterlijf uitsteken.
Zij zijn meestal roodachtig grijs gekleurd en zien er uit of zij bestoven zijn. Het achterlijf is geel met donkere banden. Het wijfje is levendbarend en brengt grote, geelachtige maden voort, die zich in de grond boren en veranderen in een zwarte pop, waaruit na 6 weken het insect te voorschijn komt. De tsetsevliegen leven in tropisch Afrika. De meeste soorten hebben behoefte aan een vochtige atmosfeer en houden zich daarom vooral op langs de rivieren. Alleen voor het deponeren van de larven wordt droger terrein opgezocht. Zij voeden zich met het bloed van mensen en warmbloedige dieren. Alle Glossina-soorten brengen slaapziekte over, de meeste soorten tevens acute trypanosomenkoorts en een aantal veeziekten (z trypanosomen).