Noors schrijver (Ringsaker 27 Sept. 1866 - Gran 10 Apr. 1920). Het meest karakteristieke in hem is zijn helder, doorzichtig proza, dat een opmerkelijke tegenstelling vormt met de duistere romantische stemmingen, die men veelal in zijn verhalen vindt.
Het drukkend gevoel van onafwendbaar ongeluk, dat Andersen’s eigen leven beheerste, vindt men weer in zijn vertellingen. Zijn eerste werken zijn de beste. Later is hij door zijn geestelijke depressie niet meer tot groot werk in staat. In Fra Concelliraadens Dage (1897), een reeks vertellingen in cyclusvorm, beschrijft hij de tegenstelling tussen de ambtenaren klasse en de boerenstand. De gebeurtenissen spelen zich af in zijn geboortestreek in de buurt van Hamar in de jaren 1804-1812. In 1900 publiceerde hij de roman Mot kveld (Tegen de avond), een beschrijving van een geestelijk volkomen onevenwichtig man en eindigend met de ondergang van de wereld. Interessant als psychologische studie is het na zijn dood uitgegeven Dagbog fra en Sjøreise (Dagboek van een zeereis, 1923), herinneringen aan een zeereis, via Afrika naar Amerika, die hij van 1902-1903 heeft gemaakt.