noemt men het bewegingsverschijnsel bij planten, dat door een uitwendige prikkel veroorzaakt wordt en waarvan de richting bepaald wordt door de richting waarin de prikkel inwerkt. Wanneer de beweging wel veroorzaakt maar niet gericht wordt door de prikkel, spreekt men van nastie (z bewegingen).
Wanneer de beweging gericht is naar de prikkelbron toe, dan spreekt men van + tropie, is de beweging er vanaf gericht —tropie, terwijl transversale tropie een bewegingsrichting vertoont loodrecht op de prikkelrichting. Bijna alle bekende tropieën berusten op groeiverschillen: zijn dus groeibewegingen. Naar de aard van de werkzame prikkel spreekt men van foto-, geo-, chemo-, thermotropie enz.De door het licht teweeggebrachte fototropie en de door de zwaartekracht veroorzaakte geotropie zijn het belangrijkst en ook het best onderzocht, vooral bij het Avena-coleoptiel en bij wortels. In beide gevallen vindt de perceptie van de prikkel plaats in de top, terwijl de groeireactie op enige afstand van de top plaatsvindt. Bij zwakke prikkels geldt de productregel van Blaauw: de grootte van de optredende krommingsbeweging wordt bepaald door het product van de intensiteit van de prikkel en de duur, gedurende welke hij inwerkt. Dit is bij de fototropie gemakkelijk aan te tonen, bij de geotropie kan men de intensiteit van de zwaartekracht variëren door gebruik te maken van de sinusregel, die zegt, dat, wanneer de zwaartekracht een orgaan in schuine stand prikkelt, alleen de sinuscomponent actief is. Wenst men de invloed van grotere prikkels dan de zwaartekracht te onderzoeken, dan kan men gebruik maken van de centrifugaalkracht. Door Knight is nl. reeds in 1804 bewezen, dat de centrifugaalkracht dezelfde physiologische werking heeft als de zwaartekracht. Behalve van de werkzame prikkel zelf hangt de optredende krommingsbeweging ook af van de prikkel, die vooraf op het orgaan heeft ingewerkt. Men duidt de invloed van deze voorafgaande prikkels aan als de tonische invloed van het licht, de zwaartekracht enz.
Bij de verklaring van de tropie moet men onderscheid maken tussen de perceptie en de reactie. Wat de perceptie betreft heeft men wel gezocht naar bepaalde zintuigen (Haberlandt), doch het meeste wat hierover beweerd is berust op fantasie. Wel geldt ook hier de fotochemische wet, dat alleen het licht dat geabsorbeerd wordt fototropisch werkzaam kan zijn. Deze absorptie vindt plaats in bepaalde kleurstoffen (carotinoïden, e.a.). Of de verplaatsing van zetmeelkorrels o.i.v. de zwaartekracht van belang is bij de verklaring van de geotropie is twijfelachtig. Meer waarde moet gehecht worden aan de potentiaalverschillen, die t.g.v. deze prikkels optreden. De groeireactie zelf wordt verklaard met de Cholodny-Went-hypothese, dat o.i.v. de prikkel een eenzijdig, transversaal transport van auxine (z groeistoffen) optreedt. Bij het transport van het negatief geladen auxine-ion zouden de genoemde potentiaalverschillen een rol kunnen spelen. Het bewijs hiervan is nog niet geleverd. De situatie wordt nog gecompliceerd door andere reacties, bijv. foto-inactivatie van auxine.
Het verschil tussen de geotropie van de wortel en de —geotropie van de stengel en in het algemeen tussen +- en —tropie wordt gezocht in de verschillende gevoeligheid der organen t.o.v. auxine, waardoor een verhoging in het ene geval de groei bevordert, in het andere geval remt. Over het mechanisme der transversale tropieën is nog weinig bekend. De merkwaardige thigmotropie is besproken bij klimplanten.
DR. A. QUISPEL.