Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tornado

betekenis & definitie

wervelstorm van beperkte omvang (veel kleiner dan de tropische cyclonen) doch van enorme, verwoestende kracht. Het is in wezen een zeer sterk ontwikkelde [i]hoos.

[/i]

Tornado’s komen vooral voor in de V.S. (m.n. het gebied rondom de Mississippi), doch ook wel op de andere continenten. Zij ontstaan bij onweersachtige, zeer onstabiele weerstoestanden, zoals die vooral ’s zomers boven het vasteland voorkomen. Hun middellijn is meestal minder dan 300 m, de windsnelheid er in is soms meer dan 200 m/sec. Het geheel trekt met een zekere snelheid over het land, een breed spoor van verwoestingen achterlatende. De zware hozen van Borculo (1925), Neede (1927) en de Veluwe (Aug. 1950) waren ook een soort tornado. Het uiterlijk van een tornado verschilt hierin van een gewone hoos, dat de „slurf” zodanig verbreed is, dat de wolk zelf over een grote breedte a.h.w. uitgezakt is tot op de grond. Bij de as van de tornado komt soms zo lage luchtdruk voor, dat gebouwen, door de snelle drukdaling aan hun buitenkant, werden opgeblazen.

PROF. DR P. GROEN

Lit.: W. J. Humphreys, Physics of the Air, p. 218 en 306 (New York—London 1940); A. Delver, De windhozen van 23 Aug. 1950, Hemel en Dampkring 49, 121 en 148 (1951); Tornado Occurrence in the U.S., U.S. Weather Bureau Technical Paper No 20.

< >