(1) of Borkelo(o), heerlijkheid in de Gelderse Achterhoek. Oorspronkelijk was zij een deel van het graafschap Lohn (Westfalen), maar werd er vóór 1151 uit afgescheiden.
Het oudst bekende lid van het geslacht der heren van Borculo was de in 1151 vermelde Rotholfus de Burclo, nobilis. Hendrik II van Borculo verkocht in 1236 de villa Groenlo c.a. aan de graaf van Gelre. Hendrik V van Borculo, die tussen 1347 en 1350 kinderloos overleed, werd opgevolgd door zijn neef Reinald van Coevorden. De laatstgenoemde stond de heerlijkheid aan zijn dochter af, waarschijnlijk bij haar huwelijk met Gijsbert van Bronckhorst in 1359. Na haar kinderloos overlijden deed haar erfgenaam Gadert van Borculo van Dodinckweerde afstand van zijn rechten ten behoeve van Gijsbert van Bronckhorst, derde zoon van Willem van Bronckhorst en Johanna van Batenburg, die gehuwd was met Hendrika van Dodinckweerde. Borculo kwam vervolgens aan de hoofdtak der heren van Bronckhorst.
Na de dood van Joost graaf van Bronckhorst in 1553 heeft de bisschop van Munster als leenheer getracht de heerlijkheid als ledig geworden leen aan zich te trekken, doch na langdurige geschillen kon Georg graaf van Limburg-Stirum, echtgenoot van Ermgard van Wisch, achternicht van graaf Joost, zich in de heerlijkheid handhaven. De heerlijkheden Borculo en Bronckhorst bleven in één hand, totdat Frederik Willem van Limburg-Stirum en zijn broeder Albrecht George onderscheidenlijk als heer van Borculo en heer van Bronckhorst optraden. Borculo werd in 1723 door Leopold van LimburgStirum aan Georg Dettlov rijksgraaf von Fleming verkocht. Stadhouder prins Willem V kocht de heerlijkheid in 1777 van diens dochter Isabelle, echtgenote van de Poolse prins Adam Czartorinski. Op het huis of hof te Borculo werd naderhand de Koninklijke paardenstoeterij gevestigd. De heerlijkheid omvatte de gemeenten Borculo en Eibergen en is tot de vrede met de bisschop van Munster in 1674 de eeuwen door een twistappel tussen de Gelderse en de Munsterse landsheren geweest.DR A. MARIS
Lit.: |. S. van Veen, Bijdr. tot de Gesch. van Borculo, in: Bijdr. en Meded. van de Ver. Gelre, XXI, blz. i; D. P. M. Graswinckel, Het Archief van het Huis Bronkhorst, in: Versl. omtr. *s Rijks Oude Archieven (1926), dl 2, blz. 77.
(2) of Borkelo(o) is een gemeente in Gelderland, met een oppervlakte van 5408 ha en met (1946) 6209inw.,die (1930) voor 83 pet Protestant zijn en voor 12 pet R.K. De bodem bestaat grotendeels uit zand, doch langs de Berkel en haar zijbeken, de Slinge, de Blankenborgsche beek, de Bolksbeek en de Schipbeek liggen kleigronden (beekbezinking). De cultuurbodem is voor ongeveer 42 pet als bouwland in gebruik, en voor 58 pet als grasland. Landbouw (gemengde bedrijven) is hoofdbestaansmiddel.
De gemeente omvat het stadje Borculo met (1930) 2076 inw. en de dorpen Geesteren, Gelselaar en Haarloo, benevens enige buurtschappen. Terwijl de drie laatstgenoemde dorpen zuivere landbouwnederzettingen zijn, heeft het stadje Borculo zelf enige industrie: houtbewerking, klompenmakerij, perkament-, fijn leder-, textiel-, sigaren- en vleeswarenindustrie, poelierderij en cichoreibereiding.
Het ligt aan de Berkel en aan de spoorweg Ruurlo-Hengelo. In 1348 werd het stadje op last van Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, platgebrand. In 1925 werd Borculo door een wervelstorm verwoest. Ook de Ned. Herv. kerk, welke uit de 14de eeuw dateerde, werd daarbij grotendeels vernield. De stad is sedert weer opgebouwd.