noemt men in het algemeen gebieden op aarde, waarin de lucht een, in hoofdzaak horizontale, roterende beweging uitvoert, waarvan de draairichting met die van de aardrotatie overeenstemt. Door de projectie van een dergelijke zgn. cyclonale beweging (z luchtdruk) op het aequatorvlak van de aarde te beschouwen van de Noordpool, resp. van de Zuidpool uit, ziet men gemakkelijk in, dat een cyclonale rotatie op het noordelijk halfrond, van boven beschouwd, tegen de bewegingsrichting van de wijzers van de klok in gaat, terwijl zij op het zuidelijk halfrond er mee overeenstemt.
Uit de wetten waaraan de luchtbeweging op de aarde voldoet (z gradiënt en luchtcirculatie) volgt, dat men, wanneer men met de rug naar de wind staat, op het noordelijk halfrond de lage druk aan zijn linkerhand heeft, op het zuidelijk halfrond aan zijn rechterhand. Dit betekent, dat een cyclonale beweging een luchtbeweging is om een gebied van lage luchtdruk heen, met andere woorden: men kan een cycloon ook definiëren als een gebied van lage luchtdruk.Indeling
Men onderscheidt verschillende soorten cyclonen, al naar de horizontale afmetingen die het systeem vertoont: a. Bij cyclonale bewegingen met een doorsnede van enige tientallen tot enige honderdtallen meters spreekt men van hozen of tornado’s (V.S.). De cycloon van Borculo behoorde tot deze groep van verschijnselen, b. Cyclonale storingen met een horizontale doorsnede van enige honderden kilometers, die nabij de aequator ontstaan.
Men noemt ze in verband hiermede: tropische cyclonen, c. Systemen met een horizontale doorsnede van 500 km of meer, die zich vooral op gematigde breedte voordoen, depressies. In het buitenland spreekt men hier wel van buiten-tropische cyclonen (extratropical cyclones). We zullen ons hier verder tot de tropische cyclonen beperken.
Phaenomenologie
Tropische cyclonen (typhonen van Tai-foen = stormwind: Chinese Zee; baguio: Philippijnen; hurricane van Hunraken = god van de storm bij de Indianen van Guatemala: West-Indië; willy-willy: Australië; cordonazo: Centraal-Amerika en Mexico) zijn gebieden van lage luchtdruk, die zich vooral in het zomerhalfjaar boven de oceanen ontwikkelen op een geografische breedte van 50 tot 10°. Zij trekken aanvankelijk langzaam in westelijke richting, buigen op een bepaald moment in het algemeen poolwaarts af, waarna zij geleidelijk verdwijnen of overgaan in depressies van gematigde breedte. De tabel geeft het percentage van het aantal waargenomen cyclonen aan, dat in de verschillende oceaangebieden gemiddeld per maand voorkomt, benevens het gemiddelde aantal cyclonen per jaar. Het blijkt, dat de aanwezigheid van cyclonen vrijwel beperkt is tot het zomerhalfjaar, terwijl als bijzonderheid valt te vermelden, dat op de zuidelijke Atlantische Oceaan geen cyclonen voorkomen (z stiltegordel).
Men moet er natuurlijk rekening mee houden, dat sommige cyclonen niet zullen zijn waargenomen, zodat de getallen niet geheel betrouwbaar zijn. Zo zijn bijv. in 1945 door de Amerikaanse marine 31 typhonen waargenomen tegen gemiddeld 20 in de jaren voor de oorlog.
Het luchtdrukverval in een tropische cycloon is vaak zeer groot. Dit komt goed tot uiting in het barogram van het Nederlandse s.s. Saparoea, opgenomen tijdens een cycloon ten O. van Luzon.
De daarbij waargenomen luchtdruk van 665 mm = 887 mb (z millibar) is de laagste welke tot nu toe op zeeniveau werd afgelezen. Met het sterke luchtdrukverval gaat een geweldige windsnelheid gepaard. Soms komen in tropische cyclonen gedurende vijf minuten gemiddelde windsnelheden van meer dan 250 km per uur (70 m/sec.) voor, terwijl het voorkomen van windstoten tot 450 km per uur (125 m/sec.) uit vernielingen kan worden afgeleid! Vergelijk hiermee de hevigste windstoot, die ooit in Nederland werd waargenomen: 54 m/sec. op Vlieland.
Ten gevolge van de convergentie der luchtbanen vindt in tropische cyclonen vrijwel overal een krachtig stijgende luchtbeweging plaats waardoor o.a. altostratus en cumulonimbi ontstaan, waaruit overvloedig regen valt. Zo viel op La Réunion onder invloed van een tropische cycloon 1200 mm neerslag in 4 dagen. Vergelijk hiermede het jaargemiddelde van Nederland van ca 700 mm. Merkwaardig is het, dat in het centrum van een tropische cycloon in het algemeen geen stijgende, maar een dalende luchtbeweging wordt aangetroffen.
Ten gevolge daarvan is de bewolking hier minder dicht of ontbreekt zelfs geheel. Er valt ter plaatse dan geen neerslag en ook de windkracht is slechts gering. Men noemt dit betrekkelijk rustige gebied het oog van de cycloon. Trekt een tropische cycloon met haar centrum over een waarnemingspost, dan zal daar eerst bij voortdurende neerslag de wind geleidelijk toenemen tot een maximale waarde nabij het centrum. Dan breekt de bewolking en de wind neemt snel af.
Is het centrum gepasseerd, dan steekt de wind weer even plotseling op, nu echter uit een richting 180° verschillend met de oorspronkelijke windrichting en de regen begint eveneens opnieuw.
De diameter van het oog varieert van enkele tot enige tientallen kilometers.
Ontstaan en beweging
Omtrent de wijze van ontstaan van tropische cyclonen zijn de meningen verdeeld. In hoofdzaak bestaan twee opvattingen:
a. Een tropische cycloon is evenals een depressie van gematigde breedte een storing in een frontvlak tussen twee luchtsoorten,
b. Een tropische cycloon ontstaat ten gevolge van plaatselijke sterke buienactiviteit.
Er zijn aanwijzingen voor, dat de eerste opvatting de juiste is. Zekerheid heeft men hieromtrent echter geenszins, vooral ook omdat het aantal waarnemingen in het ontstaansgebied van tropische cyclonen zeer gering is. Is een tropische cycloon eenmaal in eerste aanleg ontstaan, dan beweegt zij zich aan de aequatoriale zijde van een subtropische hoge-druk-cel (z luchtcirculatie) naar het W. Ze verplaatst zich daarbij ongeveer evenwijdig met de stroming in de hogere luchtlagen en buigt met deze aan de westelijke begrenzing van de hoge-druk-cel poolwaarts af.
Deze verplaatsing van een tropische cycloon in de richting van de hoogtestroming vormt het klassieke voorbeeld van sturing in de atmosfeer (z luchtcirculatie). Tijdens de verplaatsing naar het W. diept de cycloon zich in het algemeen sterk uit. Na het poolwaarts afbuigen van de cycloon houdt dit uitdiepen gewoonlijk op en verdwijnt de storing meestal geleidelijk. Een enkele maal wordt door toevloeien van koude polaire lucht de luchtdruk weer lager, maar dan heeft de tropische cycloon het karakter van een gewone depressie van gematigde breedte gekregen.
Merkwaardig is het snelle verdwijnen van een tropische cycloon wanneer ze boven land komt. Dit moet zonder twijfel worden toegeschreven aan de sterke convergentie (z luchtcirculatie) die dan in de onderste lagen plaats vindt. Het is bekend hoe sommige tropische cyclonen, uit de Golf van Bengalen komend, over de zuidpunt van het Indische schiereiland trekken waarbij ze aan intensiteit inboeten, om zich na het verlaten van het vasteland boven de Arabische Zee weer uit te diepen.
Catastrofale gevolgen
Tropische cyclonen kunnen in menig geval catastrofale gevolgen met zich meeslepen, die zeker niet mogen worden onderschat. Het is in de eerste plaats duidelijk, dat de scheepvaart ernstige moeilijkheden zal ondervinden van een tropische cycloon. Zowel de orkaanachtige winden als de opgezweepte golven maken het zelfs voor de allergrootste schepen raadzaam om tropische cyclonen te ontwijken. De Amerikaanse vloot heeft bijv. tijdens de operaties in de Stille Oceaan enige malen ernstige schade opgelopen ten gevolge van tropische stormen.
Zo werd van de zware kruiser Pittsburgh tijdens een typhoon een gedeelte van de boeg afgerukt. Belangrijk is dan ook voor de scheepvaart in de door tropische cyclonen bezochte gebieden de zgn. cyclonen-navigatie. Hieronder verstaat men een methode om met behulp van winden deininggegevens de plaats en trekrichting van een tropische cycloon te schatten. Dit biedt dan de mogelijkheid om de cycloon te ontwijken.
Omtrent de gevaren die tropische cyclonen voor de luchtvaart vormen, heeft men nog slechts betrekkelijk weinig ervaring opgedaan. Enkele Amerikaanse vluchten geven als eerste indruk, dat voor voldoende hoog vliegende toestellen (boven 5 000 m) de gevaren betrekkelijk gering zijn. In kuststreken kan een tropische cycloon een ramp van grote omvang veroorzaken, doordat het tegen de kust opgestuwde water geweldige overstromingen doet ontstaan. Zo verdronken ten gevolge van de zgn.
Backergunge cycloon in 1876 in Brits-Indië 100 000 personen, terwijl er ongeveer evenveel om het leven kwamen door de epidemieën, die na het wegtrekken van het water uitbraken.
DR F. H. SCHMIDT
Lit.: Tannehill, Hurricanes (1946); Garbell, Tropical and aequatorial Meteorology (1947); Publicatie no 119 van het K.N.M.I.: Statistiek omtrent Typhonen (1939).