Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tontine

betekenis & definitie

is een kas, waarbij (bijzondere vormen daargelaten) hetzij telkenjare de rente van het kapitaal (rentetontine), hetzij na een vooraf bepaald aantal jaren de door samengestelde intrest geklommen waarde van het kapitaal (kapitaaltontine) wordt verdeeld onder de inleggers, die op de verdelingstijdstippen nog in leven zijn. De naam is ontleend aan die van de Italiaan L.

Tonti (1630-1695), die de zgn. tontinaire verdeling sterk heeft gepropageerd. Men spreekt (niet geheel terecht) van een tontinelening, als bij een rentetontine wel is waar de inleggers een door de sterfte op den duur sterk oplopende lijfrente ontvangen, maar het kapitaal na het overlijden van de langstlevende vervalt aan de overheid of de instelling, die de tontine heeft georganiseerd. In 16701671 werden tontineleningen gesloten door Kampen, Groningen en Middelburg en ook door de Lutherse Gemeente te Amsterdam (voor de bouw van de Ronde Lutherse Kerk). In 1671 begon reeds de concurrentie door particuliere tontines, waarbij het kapitaal niet verviel aan de organisator, maar werd belegd (het eerst in aandelen O.-I. Compagnie) en ten slotte werd verdeeld onder bijv. de laatste 5 rentetrekkers. De eertijds vrij algemene rentetontines zijn thans in onbruik. De laatst bekende is in 1869 ingesteld door de Ned. Herv. Gemeente te Rotterdam voor kerkbouw.De kapitaaltontines, die aanvankelijk minder opgang maakten, dateren in Nederland uit 1771. Tot voor weinige jaren hebben sommige levensverzekeringmaatschappijen nog tontines (onder meer onder de naam spaarkassen) geëxploiteerd als onderdeel van haar bedrijf. Sedert 1903 bestaan er echter in Nederland afzonderlijke ondernemingen tot het organiseren speciaal van kapitaaltontines. Zij worden betiteld als spaarkassen. De Wet op het Levensverzekeringbedrijf beschouwt de spaarkasovereenkomst als een bijzondere vorm van levensverzekeringsovereenkomst (art. 29) en is dan ook op de spaarkassen van toepassing.

PROF. DR M. VAN HAAFTEN.



Lit.: M. van Haaften, Elementaire Levensverzekeringswiskunde, dl II (Groningen 1947), § 149.

< >