Duits schrijver (Haale, bij Rendsburg, 29 Nov. 1844 - Kiel 29 Mrt 1918), eerst in de landbouw werkzaam, later rechterlijk ambtenaar en vervolgens advocaat en notaris. Hij schreef vele novellen, waarin hij weldoordacht en vol fijne humor het leven van de Holsteinse boeren, waarmee hij zo goed vertrouwd was, schetst.
Bibl.: Eine stille Welt (1891); Der Schulmeister von Handewitt (1893); Die Wohnung des Glücks (1897); Hein Wiek (1899); Um den Wegzoll (1905); Der Einzige und seine Liebe (1905); Neun Novellen (1906); Aus alter Truhe (1908); Jugenderinnerungen (Westermanns Monatshefte, dl 125, 1918).
Lit.: J. Bödewadt, K. (1916); F. Schriewer, T. K. al Dichter für die Heimat (1924).
