is de held van een oorspronkelijk Nederduits volksboek. De oudste, Nedersaksische, tekst uit het einde der 15de eeuw is verloren; de oudste overgeleverde zijn Hoogduitse (Straatsburg 1515 en 1519) en een Nederduitse (Keulen 1519).
Daarnaar heeft de Antwerpse drukker Michiel Hillen van Hoochstraten in 1520 de eerste Nederlandse bewerking gegeven. Hoewel er waarschijnlijk wel een man, die zich zo noemde, bestaan heeft, is Uilenspiegel toch de personificatie van de vagebond, die in de latere Middeleeuwen in veelvuldige gedaante rondzwierf; beurtelings treedt hij op als handwerksgezel, kermisklant, zwervende student, verlopen geestelijke. De voorstelling van Uilenspiegel als nar is van betrekkelijk recente datum. Dat hij in 1350 aan de pest gestorven zou zijn, is latere vinding, evenals dat hij te Mölln in Lauenburg of te Damme in Vlaanderen begraven zou liggen. Allerlei grappen, soms aan veel oudere bronnen ontleend, zijn op Uilenspiegel’s naam gezet. Ten onrechte heeft men in hem de verdediger van de boerenstand tegenover laatdunkende stedelingen gezien. Ook moet men hem niet beschouwen als een individualistische bohémien, die de maatschappij critiseert. De Uilenspiegel-verhalen hebben geen ander doel gehad dan te vermaken, wat zij, eentonig, flauw en plat, tegenwoordig hoogstens kinderen kunnen doen. In het midden der 19de eeuw werkte Charles de Coster in een Frans proza-epos de figuur om tot een Vlaamse vrijheidsheld in de Nederlandse woelingen der 16de eeuw.Lit.: Ilse-Marie Bostelmann, Der Niederdeutsche Ulenspiegel und seine Entwicklung in den Niederlanden (Hamburg 1940); D. Th. Enklaar, Uit Uilenspiegel’s Kring (Assen 1940).